Mijn lichaam gaf al een tijd van te voren aan dat het niet goed ging. Meerdere signalen die ik heb genegeerd. Bewust, maar soms ook onbewust. Ik tilde er niet zo waar aan, dacht dat ik gewoon een beetje moe was. Ik herkende de signalen van mijn burn-out niet. Ik vond dat ik overdreef. Iedereen om mij heen hield het wel vol; waarom ik dan niet..?
In deze blog deel ik een aantal van deze signalen van mijn burn-out. Dingen die ik deed of voelde waar ik me eigenlijk geen raad mee wist. Signalen waar ik had van kunnen leren, maar keer op keer bleef negeren. Signalen die uiteindelijk leidden tot mijn burn-out.
1. Ik was vergeetachtig
Één van de eerste signalen waarmee mijn lichaam aangaf dat het niet goed ging, was een mentaal signaal. Ik begon dingen te vergeten. Mijn hoofd was er niet bij en het lukte me niet om alles op orde te krijgen en te houden. Ik vergat afspraken, dingen die ik had gezegd, dingen die een ander had gezegd. Vaak tot onbegrip bij de andere partij en grote frustratie aan mijn kant. Ik begreep er niks van. Ik hield mijn agenda nog obsessiever bij me, durfde niet meer de deur uit zonder. Veel te bang dat ik weer iets zou vergeten. Ik begon alles op te schrijven. Notitieblokken schreef ik vol. Hier zat denk ik ook een soort drang naar controle in, maar ik was ook echt bang dat ik wéér iets zou vergeten. Ik had het gevoel dat ik dom en ongeïnteresseerd overkwam, terwijl dat helemaal niet mijn bedoeling was. Omdat ik zoveel begon te vergeten, begon ik ook veel fouten te maken. Mijn concentratie ebde langzaam weg en kreeg deze niet meer te pakken. Mijn focus was weg. Ik was er echt met mijn hoofd niet meer bij.
2. Ik kon geen beslissingen maken
Keuzes maken; iets waar ik het altijd al wel lastig mee heb gehad. In de periode vlak voordat het duidelijk was dat ik in een burn-out zat, werd dit nog moeilijker voor mij. Ik ervoer continu veel stress en was bang dat ik van alles fout deed. Ik zag overal gevaar in en durfde dan ook geen knopen door te hakken uit angst dat ik het verkeerd zou doen. Ik probeerde deze keuzes te vermijden, uit te stellen, waardoor ik nog meer stress kreeg. Ik kon het nooit goed doen.
3. Paniek
Het allesomvattende woord. Het woord dat voor mij centraal staat, of stond in ieder geval. Bij alles wat ik deed of moest doen, had ik last van paniek. Ik voelde het door mijn hele lichaam en vaak uitte deze paniek zich in een paniekaanval waarin ik alleen maar kon huilen.
Achteraf voelde ik mij vaak nog vreselijker. Wie krijgt er nu een paniekaanval door de afwas? Achteraf kan ik inzien dat het niet over die afwas ging. Het ging over alles wat er gebeurde, hoe ik continu mijn grenzen overging en niet luisterde naar mijn lichaam.
4. Ik was snel geïrriteerd
Omdat ik zo met mezelf in de knoop zat, werd ik boos. Vooral op mijzelf. Ik gunde mezelf geen rust. Ik zag hoe anderen mensen om mij heen presteerden en ik wilde dit ook. Ik had de lat te hoog gelegd, in ieder geval voor dat moment. Ik was jaloers op anderen die het wél konden. Ik was boos op anderen die zeiden dat ik een stapje terug moest doen. Ik was boos op mijzelf dat ik het niet kon bijbenen. Door al deze gevoelens raakte ik verstrikt in een soort geïrriteerde staat van zijn. Ik werd kattig en ik snauwde iedereen in mijn omgeving af. Ik was lichtgeraakt en alles kon een trigger voor mijn boosheid zijn. Ik had het zelf niet meer in de hand.
5. Ik kon geen mensen verdragen
Dit ging uiteindelijk zó ver dat ik erg snel overprikkeld raakte. Ik kon slecht tegen harde geluiden en felle lichten. Ook mensen kon ik steeds minder goed om me heen hebben. Ik begon situaties te vermijden en sprak alleen nog af met een heel select groepje mensen dat wist van mijn problemen. Ik schaamde mij voor mijn hoofd, voor alles wat er binnenin gebeurde en wilde dit niet steeds uitleggen. Ik wilde het masker niet meer ophouden, daar had ik geen energie meer voor.
6. Ik viel terug in destructieve gewoontes
De periode die ik hier nu omschrijf, is ook de periode dat ik weer terugviel in mijn eetstoornis. De eetstoornis die al een tijdje op de achtergrond was gebleven, maar weer met een luid orkest zijn opmars deed. Mijn eetstoornis zag hoe moeilijk ik het had en kon mij hier steun bij bieden. Zo voelde het althans. Ik was boos op mezelf. Ik had geen grip meer op het leven, ik kon het niet meer alleen, ik had iets nodig wat mij erdoorheen zou slepen. Wat mij zou afleiden, de kracht zou geven om toch vol te houden.
7. Ik voelde me somber
Al met al zorgden al deze punten ervoor dat ik me somber voelde. Ik had geen plezier meer in dingen die ik altijd leuk vond. Mijn opleiding stond me tegen en de geluksmomenten was ik helemaal kwijt. Elke dag voelde zwaar en het liefst wilde ik in bed blijven liggen. Ver weg van alle klusjes die ik nog moest doen, ver weg van het leven dat ooit van mij was. Het liefst wilde ik huilen en dat deed ik ook. Ik was de paniek niet meer de baas en elke opdracht die erbij kwam, was te veel. Ik kon het niet meer aan.
De signalen die mijn lichaam mij gaf, maar waar ik niks mee deed. Waar ik niet aan wilde geloven, juist omdat ik misschien wel wist dat het niet goed zat. Tegelijkertijd nam ik deze signalen helemaal niet serieus, ik nam mijzelf niet serieus, waardoor ik de signalen heb laten sudderen. Ze nog meer voeding heb gegeven. Tot ik er wel aan móést geloven, maar het had eigenlijk al teveel schade aangericht.
Herken jij de signalen die jouw lichaam jou geeft?
Geef een reactie