Ik weet niet meer precies wanneer mijn eetstoornis in m’n leven kwam. Ik weet nog wel dat ik in groep acht al bezig was met mijn gewicht, want ik vond mezelf toen wel zwaar in vergelijking met mijn vriendinnetjes maar ik deed er niks mee.
Ook toen ik een schoolkeuze moest maken, koos ik voor een school waarbij ik ver moest fietsen. Ik had wel zin in de middelbare school, omdat mijn allerbeste vriendin mee zou gaan, maar ik zag er ook wel een beetje tegenop.
In het begin van de eerste klas vond ik alles heel spannend. Dat was het natuurlijk ook, al die nieuwe leerlingen, leraren, regels en vreemde lokalen. Ik kon er maar niet aan wennen. Ook mijn allerbeste vriendin begon te veranderen. Van het rustige meisje wat ze altijd was, veranderde ze in een druk kind, die schijt aan de wereld had. Ze trok steeds meer op met andere meiden en ik had ontzettend het gevoel dat ze me liet vallen. Ik vond allemaal dat het m’n eigen schuld was en ik besloot te gaan afvallen. Misschien zag mijn vriendin me dan wel weer staan.
Ik woog mezelf in die tijd al elke dag, maar nu stond ik er nog vaker op. Ik besloot met mijn lunch te gaan minderen. In plaats van drie boterhammen, nam ik er maar 1. En ik fietste natuurlijk elke dag 25 kilometer. Het afvallen ging me niet snel genoeg, en ik liet meer staan. Geen lunch, geen ontbijt, en nog meer beweging. Ik braakte ook wel eens mijn eten uit. Ik viel kilo’s af, en ik was er blij mee. Blij, maar tegelijkertijd voelde ik me ook doodongelukkig. Ik zonderde me af van iedereen en werd voortdurend gekweld door mijn eigen gedachtes.
Toen ik op een gewicht van ** kilo zat leek het wel alsof ik mezelf ineens realistischer begon te zien. Ik was spierwit en ik zag er echt lelijk uit. Ik besloot weer wat meer te gaan eten. Ontbijt, en een boterham als lunch. Ik bouwde het steeds op, maar ik mocht van mezelf nooit meer wegen dan ** kilo. Ik bleef er ook steeds keurig onder met een gewicht dat schommelde tussen de ** en ** kilo. Op een gegeven moment ging het met eten zover dat ik ‘s avonds mezelf ontzettend vol propte, en met een schuldgevoel onder de douche ging om het uit te kotsen. Ik haatte mezelf op die momenten zo erg en nam mezelf dan ook elke avond voor de volgende dag weer heel weinig te gaan eten, net als toen. Maar hoe vaak ik het mezelf ook voornam, het lukte gewoon niet zo goed meer. Meestal lukte het me 1 of 2 dagen wat minder te eten, daarna propte ik mezelf ‘s avonds weer vol.
In een wanhoopsbui schreef ik een brief naar mijn ouders over wat er allemaal speelde in mijn leven. Ze schrokken zich natuurlijk dood en ik had een lang gesprek met mijn moeder. Ze vroeg aan me of ik hier alleen uit kon komen en ik zei natuurlijk ‘ja, dat kan ik’ terwijl ik dondersgoed wist dat ik dat echt niet ging redden omdat ik het al zovaak had geprobeerd. Een paar weken gingen voorbij en ik ging rustig door met het niet eten, eetbuien, en kotsen. Op een avond ging het mis. Ik was in de douche bezig met braken en het putje raakte verstopt. In paniek probeerde ik de boel te redden en ik hoopte dat mijn ouders er niet achter zouden komen als ze weer thuis waren.
Maar helaas, die nacht kwamen mijn ouders woedend mijn kamer binnen gestormd. Ze hadden het gemerkt dat het verstopt zat door mijn braaksel. De volgende ochtend waren ze nog steeds ontzettend boos en ze vonden dat ik naar de dokter moest. Een paar dagen later zaten mijn moeder en ik daar. Ik schaamde me dood, dat weet ik nog goed. De hele tijd een onderzoekende blik van die dokter, iew verschrikkelijk. Hij begon over eetstoornissen te praten. Het interesseerde me allemaal geen flikker, het enige wat ik wou was daar weg. Uiteindelijk verwees de huisarts, na me gewogen en gemeten te hebben, me door naar Amarum, een specialistisch centrum voor eetstoornissen.
Een paar weken later had ik m’n eerste intake gesprek. Toen ik daar samen met mijn ouders in de wachtkamer kwam, zat er een supermager meisje. Overduidelijk anorexia. Ik voelde me echt enorm dik en moddervet en ik wilde hier echt helemaal niet zijn! Ik wilde naar huis, en niks te maken hebben met hulpverleningsland. Dat was één kant van me die dat zei. De andere kant wilde niets liever dan hulp, om eindelijk die verdomde stem los te laten.
Na de intake gesprekken moest ik iedere week naar Amarum. Ik kreeg een eetdagboek wat ik bij moest houden. In het begin deed ik het, maar later steeds minder. In die tijd had ik echt alleen nog maar eetbuien. Dagen van weinig eten zaten er niet meer bij. Ik kocht laxeerpillen, en kotste zovaak dat er bloed meekwam. Dit alles vertelde ik niet bij Amarum. Uiteindelijk werd ik depressiever en depressiever en ging ik krassen in mezelf. Ik wilde echt dood. Ik kon niet meer. Alles draaide om eetbuien, en die compenseren. Ik flipte keer op keer bij Amarum omdat ik me steeds moest wegen, en ik telkens zag dat ik was aangekomen. Ik haatte mezelf, de dood was mijn allergrootste wens. Ik was het zo zat, dat ik bij Amarum vertelde dat ik laxeerde en kraste in mezelf, en dat ik dood wilde. Het kwam geloof ik nogal hard aan, want nog geen paar weken later besloten ze dat ik ergens anders heen moest, waar ze me wel beter konden helpen.
Ik werd doorgestuurd naar Accare. Bij Accare had ik ook intake gesprekken, en ik moest een keer naar het ziekenhuis voor controle. De diagnose was Boulimia Nervosa. Ik moest elke week naar Accare komen voor gesprekken. Samen met mijn ouders. Er werden in mijn ogen rot regels opgesteld. Ik mocht niet meer alleen thuis zijn, moest een uur na het eten beneden blijven, al het eten moest worden weggehaald en in een kast worden gelegd wat je alleen kon openen met een sleutel. Verschrikkelijk vond ik het, maar ik kon ook nog eetbuien houden zonder koekjes ofzo. Dan nam ik gewoon brood, muesli, cornflakes, ijs, ontbijtkoek, crackers, broodbeleg. Van alles! Ik had vaak ruzie met mijn ouders over het gebruik van laxeerpillen. Ik gebruikte die dingen nog steeds. Ik kon niet zonder ze! Ze waren mijn beste vrienden. Althans, zo leek het. Af en toe kraste ik nog steeds in mezelf.
Naast de wekelijkse gesprekken kreeg ik er verschillende therapieën bij. Mijn motivatie had ik inmiddels ook echt gevonden, en ik wilde er dolgraag vanaf. Maar het ging zo slecht… Het eten stond nog steeds volop in beeld, de lichamelijke klachten werden erger. Nog steeds is het niet over. Ik zit nu een jaar bij Accare. De wanhoop stijgt bij me. Ook bij mijn ouders. Hoe moet het nou verder? We hebben alle therapieën gehad bij Accare. Er werd met de therapeute overlegd of ik nog vaker naar Accare kon komen, maar aangezien het superver weg is, was dat geen optie want school wil ik niet ‘verliezen’. Toen kwamen we op het idee om dan maar weer naar Amarum te gaan. Maar helaas, dat kon niet meer. Ik woon vlak in de buurt van Amarum, maar nu viel mijn regio ergens anders, zodat ik naar de andere locatie van Amarum moest. Maar dat kon niet, want ik was geen zestien… Er is nu besloten dat ik verder ga met therapie bij Accare, en dat ik daarbij misschien dan nog behandeling ga volgen van de GGZ.
Ik zie wel waar ik kom. Het maakt me niet uit, zolang het maar goed komt. En dat komt het, hoe dan ook. Daar heb ik wel vertrouwen in!
Geef een reactie