Als ze van de ene op de andere dag opgenomen wordt op de paaz, weet ze één ding zeker: hier is een fout gemaakt. Ze heeft namelijk een leuke baan, een geweldige vriend en een goed leven, dus dat ze dood wil kan dan toch geen probleem zijn? Het is het begin van een zoektocht door de absurde wereld van de psychiatrische kliniek met al haar regels, pillen en diagnoses – een zoektocht naar de uitgang, maar boven alles een zoektocht naar zichzelf. Dit is waar het boek PAAZ van Myrthe van der Meer over gaat.
Proud2Bme mocht Myrthe interviewen:
Kan je ons vertellen hoe je leven eruit zag voordat je op de PAAZ terecht kwam?
Van buiten functioneerde ik heel goed. Net als alle verslaafden eigenlijk, tot dat niet meer lukt. Je hebt een levensgroot probleem in je en om jezelf staande te houden moet je wel naar een vorm van zelfmedicatie grijpen om de controle te kunnen behouden: de één grijpt naar de fles, de ander gebruikt pillen, stopt alle overtollige energie in het onderhouden van een eetstoornis om in zijn of haar vrije tijd maar niet te hoeven voelen, en weer een ander wordt om diezelfde reden workaholic. Die laatste was ik.
Ik vond mijn werk als redacteur het einde, werd enorm gewaardeerd door mijn baas, kreeg bergen positieve feedback en nog meer extra taken om mijn verslaving mee te voeden en dat ging goed, tot het niet meer ging. Ik weet nog dat de fijnste dagen waren als ik naar huis ging, op een stoel zakte en een uur lang naar de muur staarde zonder nog maar iets te kunnen voelen of denken. Helemaal leeg. Dat was mijn definitie van me goed voelen. Beter dan dat kende ik in feite niet.
Maar waarom wilde je dan dood?
Ik vocht al mijn hele leven in stilte tegen depressies en suïcidale gedachten, vandaar ook die enorme drang om mezelf weg te werken. Ik voelde echter wel dat de depressies steeds dieper werden en ik er niet meer tegenop kon. Ik raakte op. Ik weet nog dat de bedrijfsarts twee maand voor ik op de Paaz belandde een burn-out constateerde en mijn werktijd wilde halveren – ik heb net zo lang met hem onderhandeld tot ik elke dag 6 uur kon blijven werken. Zo ver was ik al heen. Zo wanhopig al, want ik wist dat het moment dat het werk ophield, ik eindelijk bedolven zou worden door die gigantische lawine aan weggestopt gevoel. En toen werd het vakantie. Die hield ik precies zes dagen vol. Toen werd ik met spoed opgenomen op de Paaz.
Hoe reageerde jouw omgeving op het nieuws dat je was opgenomen op de PAAZ?
Ze waren in shock. Ze hadden nooit eerder gemerkt dat het slecht met me ging, écht slecht. Ik was een paar jaar eerder al eens met overspannenheidsklachten naar de huisarts geweest, maar dat had nergens toe geleid. Ik besloot om het dan maar weer allemaal zelf te doen en volgens mijn omgeving was er dan ook niets aan de hand. En dan krijg je opeens te horen dat iemand opgenomen is op de gesloten afdeling van de PAAZ. Zelfs mijn vriend had het niet aan zien komen. Op donderdagavond belde ik hem nog gewoon zoals altijd vanuit huis, en vrijdagmiddag zat ik op mijn ‘nieuwe’ slaapkamer om hem te vertellen dat ik, zijn vriendin, in het gesticht zat opgesloten voor haar eigen veiligheid.
Kan je ons vertellen hoe een gemiddelde dag op de PAAZ er voor jou uitzag?
Op de PAAZ is alles vastgelegd in Het Programma. Aangezien ik zo dwangmatig was als wat, alles om me maar weer een schijn van controle te geven, klampte ik me dan ook helemaal vast aan het programma: ontbijt, dagopening, psychomotore therapie (‘gym’), lunch, wandelen, creatieve- of activiteitentherapie, groepspsycho en natuurlijk eindeloos puzzelen met groepsgenoten omdat er altijd van alles uitviel en je dan ineens geconfronteerd werd met een lege dag op de PAAZ.
Aan de ene kant gaf het programma me dus vastigheid, aan de andere kant was het een bron van stress omdat er nooit iets van klopte. Elk programmaonderdeel was volgens de bijbehorende therapeut verplicht en absoluut noodzakelijk voor het herstel – maar als zij zelf op vakantie gingen, ziek werden of een dagje vrij namen viel het gewoon uit zonder vervanging. En dan zeggen ze dat ik gek ben?
Trailer van het boek PAAZ
Waar was de omslag, het moment waarop je weer wilde leven?
Dat kwam geleidelijk. Eigenlijk waren het verschillende dingen. Mijn psychiater op de Paaz en ik praatten volkomen langs elkaar heen waardoor ik steeds meer tegen de gesprekken opzag en er ook steeds gestresster vandaan kwam. Toen ik uiteindelijk een verpleegkundige vroeg of ik een andere psychiater kon krijgen (Ha, dacht ik nog, ik kom voor mezelf op, dat is een positieve ontwikkeling!) zei zij dat ik eerst eens moest proberen om er met mijn psychiater over te praten. Ik stelde me alweer een ijzig staaltje non-communicatie voor en het was natuurlijk ook niet echt haar favoriete soort gesprek, maar tot mijn stomme verbazing luisterde ze naar me. Ik had iemand verteld dat ik last van haar had, iets wat ik eigenlijk nog nooit eerder had gedaan (ik telde sowieso niet, alleen het werk), en het had gewerkt. Dat was een heel duidelijk punt in mijn opname.
Maar wat nog wel belangrijker was, was iets veel simpelers. Dat als ik aan het puzzelen was een medepatiënt naar me toekwam en zei: ‘Kom, ga je mee roken?’ Ik dacht dan automatisch: ‘Hoezo? Ik rook niet. Wat heb je dan aan mij?’ Maar als dat zich steeds herhaalt, dan besef je langzaam dat het ze helemaal niet om die aansteker gaat, maar gewoon om jouw gezelschap, zelfs als je op een Paaz zit en helemaal niets meer bent. Als dat elke dag weer gebeurt, dan begint er heel langzaam, stukje bij beetje iets in je te veranderen: want als mensen je zelfs nog als gezelschap willen als je niets meer kunt, dan gaat het misschien wel niet om wat je kunt, maar om wie je bent.
Heeft de opname op de PAAZ ook een negatieve invloed op jou gehad?
Toen ik na vier maanden opname ineens mijn eigen huis in het vooruitzicht had, een plek die echt van mij was, merkte ik tijdens mijn laatste maand op de paaz voor het eerst dat ik me aan dingen durfde te ergeren. Vieze mensen, enge mensen, dokters die afspraken vergaten, verpleegkundigen die A zeggen en B deden, echt ernstige fouten die gemaakt werden doordat medicatie verkeerd uitgegeven werd. Dat gebeurde al die tijd daarvoor ook, maar ik had me daar helemaal voor afgesloten: ik durfde me niet te ergeren aan de PAAZ, want dat was de enige plek die ik nog had – waar kon ik anders naartoe? Ik voelde heel duidelijk dat ik in feite machteloos was en als patiënt helemaal onderaan de hiërarchie van de kliniek bungelde. Je bent verschrikkelijk kwetsbaar, en daar ben je je ook in alle harmonie voortdurend bewust van.
Stel dat ik ergens tegen zou protesteren, een klacht zou indienen, wat zou er dan gebeuren: zou de medewerker aangesproken worden, of zou ik een aantekening in mijn dossier krijgen, extra medicatie krijgen of een nieuw etiketje zoals bijvoorbeeld hypochondrie? Die laatste had ik al gekregen van mijn psychiater toen we niet op één lijn zaten, omdat ik van elk medicijn dat ik kreeg wilde weten waar het voor was en wat de bijwerkingen zouden zijn.
Verpleegkundigen kunnen natuurlijk geen diagnoses geven of medicatie uitschrijven, maar bij hen zie je iets soortgelijks. Op een gegeven moment sliep er op de kamer naast mij een oudere meneer die elke nacht de toilet kwijt was waardoor de douche dan elke ochtend weer onder de poep zat, op de muur, overal. Omdat je niet alleen wilt klagen maar ook constructief iets bij wilt dragen, stelde ik de verpleegkundigen voor om die douche dan gewoon op slot te houden, mijn kamergenote en ik douchten dan wel ergens anders. En dat is het vreemde: verpleegkundigen vragen vaak hoe het gaat en of je een beetje je plek kunt vinden op de afdeling, maar als je zegt dat het gedrag van een medepatiënt wel erg moeilijk, eng of onhygiënisch is, dan is het antwoord standaard: ‘Dat snap ik, maar ja, die meneer of mevrouw zit hier ook niet voor niets…’ En dat is het dan.
Je zit op een PAAZ om beter te worden, maar om daar in praktijk te overleven moet je je in feite nieuw ‘ziek gedrag’ aanmeten. Of je nou wilt of niet, je stompt af, creëert een schild om je heen.
Hoe sta je nu in het leven? Hoe zie je jouw toekomst?
Na de opname die ik heb beschreven in het boek PAAZ heb ik de diagnose manisch depressief gekregen. Vervolgens bleek dat ik daarnaast een vorm van autisme heb, namelijk Asperger. Hoe je het ook wendt of keert: in feite betekent het dat ik levenslang heb gekregen. Ik word nooit meer beter, want die aandoeningen gaan niet over. Het gekke is echter dat ik dat niet echt zo zie. Goed. Die diagnoses zijn rot, maar ze zijn ook niet nieuw: ik loop er al mijn hele leven mee rond. Het verschil is dat ik het vroeger allemaal alleen deed, terwijl ik nu hulp heb en ook met vallen en opstaan geleerd heb om die te aanvaarden. Dat maakt een wereld van verschil.
Wat zou je tegen mensen die dit interview lezen en depressief zijn?
Wat ik zou willen zeggen, is: zoek hulp en verwacht niet meteen dat je die krijgt – hoe tegenstrijdig dat ook klinkt. In mijn geval waren het anderen die tegen me zeiden dat ik een probleem had – een heel groot probleem en dat ik hulp nodig had om dat opgelost te krijgen. Ik was er helemaal niet van overtuigd dat ik een probleem had (ik moest gewoon weer eens aan het werk, dan zou alles weer vanzelf goed gaan) en dacht ergens dus ook: als jullie vinden dat ik een probleem heb, los het dan maar op. Als iemand zei dat die suïcidale neigingen slechts een symptoom zijn van een ziekte en niet een waarheid die je blind moet volgen, dacht ik: oké, los het dan maar op. Dat zag ik ook in heel veel andere patiënten terug, vooral in de jongeren, en daarmee maak je het iedereen wel heel lastig, vooral ook jezelf. Geef anderen de kans en vooral ook de tijd om jou te helpen.
Een depressie is een verschrikkelijk egocentrische ziekte: in het diepste dal bestaat er niets meer dan de ellende in jouw hoofd en zie om je heen alleen nog de bevestiging dat leven inderdaad hopeloos is. Maar stel het je eens vanuit de positie van de ander voor: stel, jouw zusje zegt op een dag dodelijk serieus tegen je dat ze dood wil – weet jij dan hoe je moet reageren? Hoe zou jij je gedragen als je vermoedde dat je broer een eetstoornis had? Wat doe je met een ouder die teveel drinkt? Is er überhaupt een goede manier om te reageren?
Dus zoek hulp, bij familie, vrienden en hulpverleners: het delen maakt het makkelijker om het feit dat je nu misschien depressief of suïcidaal bent te verdragen, en maakt het moeilijker om die depressieve gedachten te volgen. En geef ze de kans om jouw boodschap te verwerken en stuntelend een manier te vinden waarop ze kunnen reageren, jou kunnen proberen te steunen. Want wat is eigenlijk moeilijker: suïcidaal zijn, of meemaken dat je vriendin, zus of patiënt suïcidaal is? Ik weet het niet. Dus heb ook wat geduld met hen. En heel misschien dat er iemand is die per ongeluk zomaar iets zegt wat jou even wakker schudt, aan het denken zet. Misschien dat je het niet eens op dat moment zelf beseft maar pas een dag, week of maand later. En het zou zomaar kunnen dat je tegen die tijd al meer van dat soort ervaringen hebt verzameld, kleine steuntjes in de rug die samen je leven draaglijker maken – en uiteindelijk zelfs echt weer het leven waard.
Het boek PAAZ is hier te koop bij BOL.COM
Geef een reactie