Ik herinner me nog het besef dat mijn verblijf in de kliniek tijdig was. Ooit zou ik hier de deur uit lopen met het idee nooit meer terug te keren. En dat besef sloeg in als een bom. Ik kon me niet voorstellen dat er een moment zou komen dat ik het leven zelf weer aan moest gaan. Zonder hulp en zonder eetstoornis. Alles wie ik dacht te zijn, was achteraf gezien mijn eetstoornis. Ik was mijn eigen ik allang geleden verloren. Hoe moest ik nu verder als ik mezelf niet meer was?
Mijn eetstoornis was mijn manier om mezelf een identiteit te geven. Om iemand te zijn. Ik blonk nergens echt in uit. Ik kreeg het idee dat niets mij echt definieerde. Niet zoals mijn eetstoornis later deed in ieder geval. Ik wilde iemand zijn, gezien worden. En juist door deze wens maakte ik mezelf steeds minder zichtbaar. Door mijn eetstoornis had ik een doel, een focus. Het was mijn manier van copen. Met het verlies van mijn stiefvaders, het gemis van een vader. Mijn eetstoornis en diens gedragingen gaven me afleiding. Het gaf me een reden om toch door te gaan. Na elke tegenval weer op te staan. Mijn eetstoornis ving me immers op.
VĆ³Ć³r de kliniek
Mezelf restricties opleggen, daar bleek mijn talent te liggen. Ik was goed in mezelf van alles ontzeggen, inclusief het nodige om te leven; eten. Ik vond mezelf nietig, niet waardig om te mogen eten. Hier lag denk ik meteen deel van het probleem: ik dacht dat ik het recht niet had om er te mogen zijn. Even wilde ik typen ‘ik wilde er niet zijn’. Maar dat zou afdoen aan het gevoel wat ik destijds ervoer. Ik wilde er wĆ©l zijn, ontzettend graag zelfs. Ik leek alleen zelf niet de middelen te hebben om dit in de praktijk te kunnen brengen. Om het ‘maar te doen.’ Om het leven aan te gaan dat ik zo wanhopig aan het vermijden was.
‘Op mijn dieptepunt kwam de echte Lonneke niet meer aan bod, niet eens meer ten sprake. De eetstoornis bepaalde hoe en wat, voerde de gesprekken. Ikzelf zonk dieper en dieper in de krochten van mijn eigen hoofd. Mijn eetstoornis aan het roer. Ik kon alleen gehoorzamen. De energie om weerstand te bieden was weggeĆ«bd, was voeding geworden voor mijn eetstoornis.’ – Uit de blog Mijn eetstoornis, mijn identiteit
Uiteindelijk zag ik in dat dit geen gezonde situatie was en dat er iets moest veranderen. Ik vond het moeilijk om te bedenken dat ik degene was die moest veranderen, maar er leek geen andere oplossing: ik zou in therapie gaan.
In de kliniek
Ik weet nog dat ik door die lange, klinische gang liep. Bijna wekelijks zag ik anderen binnenkomen. In de kliniek voelde ik me veilig. Ik wist wat er van me werd verwacht. Van de rest van de wereld wist ik dit niet zo goed. Dit is ook Ć©Ć©n van de redenen van mijn eetstoornis geweest; ik snapte het leven niet zo goed. Mijn eetstoornis werd een vrijbrief om nog maar even kind te zijn. Geen verantwoordelijkheden. Want zolang ik ziek was, hoefde ik niks.
Op een manier was dit ook zo, maar gezond was (en is) het niet. Ik ontliep mijn verantwoordelijkheden. Bleef ze ontlopen omdat ik merkte dat dit werkte. Dat dit maar tijdelijk was, realiseerde ik me niet.
Weken verstreken en de therapie viel me zwaar. Maar ik deed het. Ik ging mijn angsten aan. Langzaam begon ik me meer als ‘mezelf’ te voelen; de persoon die ik was geweest voordat ik een eetstoornis ontwikkelde. Hoe en wie die persoon was, wist ik echter niet meer zo goed. Er waren jaren aan vooraf gegaan waarin mijn eetstoornis al speelde. Wat dit proces lastig maakte is dat – juist omdat er zoveel tijd overheen was gegaan – ik was veranderd. Ik was niet meer het jonge meisje dat van dolfijnen hield. Ik was inmiddels van haaien gaan houden. Alles waarvan ik dacht naar terug te kunnen keren was voorbij, weg. Ik kon niet meer terug naar mijn 12-jarige ik. Ik moest haar laten opgroeien.
Na de kliniek
En toen zat ik thuis. De eerste maanden waren nog gericht op herstel: ik had een focus. Maar langzaamaan verdween deze focus een beetje. Het eten ging beter, mijn gedachtes hierbij werden minder en ik voelde me niet meer zo ziek als voorheen. Ik kreeg ruimte. Niet alleen in mijn hoofd, maar ook in mijn daginvulling. Alle gaten die de eetstoornis had gevuld lagen ineens pijnlijk open. Misschien was dit nog wel de grootste confrontatie. Mijn eetstoornis was inderdaad mijn hele leven geweest, had alles overgenomen. En nu zonder, was ik niks. Zo zwart wit ligt het niet, maar zo voelde het wel op dat moment.
Het werd mijn dagtaak om mezelf bezig te houden. Lezen, series kijken, muziek luisteren… Meer kon ik niet bedenken. Ik had niets wat me productief liet voelen, wat me iets meer mezelf liet voelen. Ik wilde me zo graag weer nuttig voelen. Dit is een proces geweest dat tijd heeft gekost en het is belangrijk om jezelf die tijd ook te gunnen. Door mezelf bezig te houden leerde ik mezelf weer beter kennen. Ik ben dingen gaan doen om te leren: wat vind ik leuk? Wat vind ik niet leuk? Wat doet dit met mij? Ik werd minder bang en kreeg meer ruimte om mezelf te ontplooien. Kreeg weer meer zelfvertrouwen in het vormen van een mening en durfde dingen aan te gaan. Mede dankzij vrijwilligerswerk lukte het mij om me functioneel te voelen, een dagritme op te bouwen en (nieuwe) sociale contacten aan te gaan. Natuurlijk is dit proces voor iedereen anders, maar wie weet is dit wel iets waar je je in zou kunnen verdiepen.
Herstel heeft mij doen inzien dat ik meer ben dan mijn eetstoornis. Hoe eng ik het ook vond. Herstel liet mij inzien hoe krachtig ik ben. Hoe flexibel ik ook kan zijn. Hoe sterk en vasthoudend. En die eigenschappen definiƫren mij meer dan mijn eetstoornis ooit heeft gedaan.
Herken jij deze strijd? Wat heeft jou hierbij geholpen?
Deze blog kwam oorspronkelijk online in 2020.
Geef een reactie