Ik weet nog goed dat toen ik me vroeger zo alleen voelde, zo eenzaam met al mijn problemen ik vaak verlangde naar iemand bij wie ik gewoon mezelf kon zijn. Iemand tegen wie ik een beetje aan kon hangen op de bank, bij wie ik kon huilen. Iemand die me zou troosten, ervoor me zou zijn en me regelmatig een knuffel zou geven. Gewoon, omdat het kan, omdat het fijn is.
Toen mensen me eenmaal die knuffel gingen geven vond ik dat doodeng en vreselijk ongemakkelijk. Ik verstijfde erbij als een plank en wist niet wat te doen. Ik voelde me er alles behalve fijn bij.
Nu, jaren later, en vele knuffelaars verder, kan ik er wel mee omgaan en vind ik het fijn. Een knuffel van iemand die dichtbij je staat kan erg steunend en troostend zijn. Het blijft voor mij soms eng of ongemakkelijk – bij mensen anders dan mijn partner of beste vriendin – maar ik zet mezelf hier graag overheen als ik hiermee anderen ook ene beetje troost of warmte kan geven.
Geef een reactie