Toen ik in therapie ging voor mijn eetstoornis moest ik een eetdagboek bijhouden. En dan niet zoals de boekjes waarin ik dwangmatig bijhield hoeveel gram ik had gegeten van iets en hoeveel calorieën daar in zaten. Maar een dagboek waarin ik opschreef wat ik voelde bij wat ik had gegeten.In het begin vond ik het maar onzin. Wat nou ‘hoe ik mij erbij voel’. Ik vond het alleen maar belangrijk om te weten hoeveel calorieën ik binnen had gekregen op een dag.
Ik hield dus gewoon twee dagboeken bij: één therapie-dagboek en één eetgestoord-dagboek. Maar na verloop van tijd kwam hier verandering in.
In het eetdagboek moest ik elke dag opschrijven wat ik at en hoe ik mij op dat moment voelde. Ook schreef ik kort op hoe mijn dag eruit zag: wat er was gebeurd. In het begin zag ik geen verband tussen mijn eten en mijn gevoelens. Ik at gewoon wat er op mijn eetlijst stond en probeerde er zo min mogelijk bij na te denken. Stilstaan bij mijn gevoelens vond ik veel te eng. Ik kon mijn ‘eetgestoorde’ gevoelens en mijn ‘echte’ gevoelens ook nauwelijks uit elkaar houden. Want voel ik mij nou schuldig omdat ik xx boterhammen heb gegeten of voel ik mij sowieso schuldig en maakt dat het moeilijk om goed te eten?
Ik kon dus niet echt de vruchten plukken van een eetdagboek. Wel bracht het overzicht van het bijhouden mij een bepaalde rust. Dat hielp om piekergedachten en paniekgevoelens tegen te gaan en te voorkomen. Pas toen ik verder was in therapie en mijn herstel, ging het eetdagboek mij ook inzicht geven in bepaalde patronen. ###
Ik ontdekte, door het bijhouden van mijn eetgedrag, gevoelens en dagindeling, dat ik als ik overprikkeld was, het moeilijker vond om genoeg te eten. Er was dan gedurende een dag(deel) al zoveel binnengekomen aan prikkels. Ik zat al ‘vol’ van indrukken, gevoelens, gedachten, kleuren, geuren en verhalen van de buitenwereld. Eten paste er niet ook nog eens bij.
Ook merkte ik dat mijn eetlust heel accuut reageerde op ruzies of spanningen. Als er thuis ruzie was, sloeg ik direct dicht. Ik voelde mij direct schuldig en als ik mij schuldig voelde mocht ik niet eten van mezelf. Ik kocht mijn schuldgevoelens af met mezelf eten ontzeggen.
Verder ging ik inzien dat stress een belangrijke factor was, in of ik wel of niet goed at. In periodes van drukte en stress vond ik het opeens lastiger om uitdagingen aan te gaan op eetgebied. Uit eten gaan, een nieuw tussendoortje, onverwachts ergens anders eten: als ik stress had lukte het mij niet.
Inzicht in dit soort patronen is één. Ze veranderen is natuurlijk een tweede en moeilijkere stap. Voor mij betekende dat onder andere dat ik moest gaan leren omgaan met prikkelrijke situaties en omgevingen. Ik moest mij beter leren afsluiten, zodat niet de hele wereld binnenkwam denderen en mijn eetlust bedierf. Ook moest ik gaan onderzoeken waar mijn schuldgevoelens vandaan kwamen. Ik ging actief oefenen om deze gevoelens niet van invloed te laten zijn op mijn eetgedrag. En ik leerde mijn dagen zo in te plannen dat de kans op stress zo klein mogelijk was. Bijvoorbeeld door regelmatig pauzes inlassen, niet teveel hooi op mijn vork, mijn eisen en verwachtingen regelmatig bijstellen.
Uiteindelijk is het bijhouden van een eetdagboek een handige ondersteuning geweest in mijn herstelproces. Maar wel echt een ondersteuning: ik heb vooral veel gehad aan gesprekken met mijn therapeut, steun van familie en vrienden, wilskracht en motivatie om weer te kunnen genieten van het leven.
Wat levert het bijhouden van een eetdagboek jou op?
Geef een reactie