Mijn vader en ik waren echte vleeseters. Balletjes in tomatensaus, gehaktbrood of steak, geef ons een stukje vlees en we waren tevreden. Ik ben opgegroeid met het idee dat een maaltijd begint met een stuk vlees en dat je daarop baseert wat je erbij zal nemen. Als het mijn beurt was om te kiezen, waren dat meestal zelfgemaakte frietjes of puree. Ik zie mezelf nog in de keuken staan terwijl ik aardappelen sneed. Groenten at ik enkel als het echt moest en veel stelde dit dan ook niet voor. Een blaadje sla of wat geraspte worteltjes en dat was dat.
Tot ik in 2012 een eetstoornis kreeg. Mijn ouders waren ondertussen al acht jaar gescheiden en ik woonde (nu nog steeds trouwens) bij mijn moeder en oma. Mijn vader zag ik niet meer zoveel. Mijn eetstoornis is het gevolg van een uit de hand gelopen dieet. Ik wou ‘gezonder’ gaan leven en begon meer groentes te gaan eten. Geen probleem toch? Ook mijn moeder was blij dat ik eindelijk groenten en fruit at en moedigde me aan om zo verder te gaan. Een half jaar later werd ik opgenomen in het ziekenhuis. Ik at enkel nog maar groenten en fruit en dan alleen de soorten die ‘veilig’ waren in mijn ogen.
In het ziekenhuis moest ik kiezen: vlees of vegetarisch? De keuze was snel gemaakt, vlees natuurlijk. Vegetarisch eten had ik nog nooit gedaan of bij stilgestaan. In mijn groep waren er een aantal meisjes die vegetariër waren en kregen dan ook geen vlees voorgeschoteld maar een vleesvervanger. In mijn ogen leek dit zo oneerlijk. Van alle soorten voeding had ik het het moeilijkst met vlees. Toen ik dus met een varkenslapje opgeschoten zat, leek die groentenburger van het meisje tegenover me zoveel veiliger. Ik wist ergens wel dat we op het einde van de dag allemaal hetzelfde aantal calorieën binnenkregen, maar voor mij was het duidelijk: ik zou zoveel meer bijkomen dan de vegetariërs in de groep. Uiteindelijk merkte ik dat dit niet zo was, zij kregen bijvoorbeeld een extra portie saus, maar op dat moment had ik daar geen aandacht voor.
Na mijn ontslag uit het ziekenhuis besloot ik dat ik ook vegetariër zou gaan worden. Ik had echt een afkeer gekregen van vlees en vertikte het om er nog meer van te gaan eten. Mijn moeder twijfelde of dat wel een goed idee was en vroeg raad aan het ziekenhuis. Ik mocht vegetariër worden op voorwaarde dat ik zou blijven aankomen in gewicht. Ik ging akkoord en begon te experimenteren met vleesvervangers en peulvruchten. Voor mijn vader was dit een hele aanpassing. Zijn kleine meisje met wie hij altijd zoveel van vlees had gehouden weigerde nu om nog langer vlees te eten. Toen ik voor het eerst weer samen met hem at, trok hij een vreemd gezicht toen hij mijn eten zag. Hij wou het niet eens proeven.
Ondertussen ben ik op gezond gewicht en nog steeds vegetariër. Als ik eerlijk ben, was de keuze om vegetariër te worden wel een deel van mijn eetstoornis. Maar aan de andere kant ben ik zo blij dat ik de stap gezet heb. Ik durfde op een of andere manier meer te eten. Ook ben ik ondertussen dol op kaas, terwijl vroeger geen haar op mijn hoofd eraan dacht kaas te gaan eten.
De ietwat eetgestoorde keuze om vegetariër te worden is voor mij dus heel erg positief uitgedraaid. Er bestaan zoveel lekkere dingen waarvan ik niet eens wist dat ze bestonden. Mijn vader wil nog steeds niet proeven als ik bij hem voor mezelf kook, maar hij kan er ondertussen veel beter mee omgaan.
Geef een reactie