Om mij heen hangt een doodse stilte. Alsof de wereld even zijn adem inhoudt, de tijd even stilstaat. Daar staan we dan. Recht tegenover elkaar. Waar onze relatie is begonnen als vriendschap, eindigt het hier als tegenstanders. De strijd kan beginnen…
Ik weet het nog goed, het moment dat jij in mijn leven kwam. Niet helemaal waar. Eigenlijk was je er al langere tijd. Je hield je stil en verborgen voor de buitenwereld, maar toch kwam je naar mij toe en sprak enkele woorden. Liefdevolle woorden. Op momenten dat ik onzeker was, was jij daar om mij zekerheid te bieden. Ik was niet tevreden met mijn spiegelbeeld, wilde mezelf veranderen. Het was geen sterke drang, meer iets wat elk onzeker tienermeisje weleens heeft. Dat waren enkel momenten. Toch was jij daar, op die momenten. Je keek over mijn schouder mee, schudde meewarig je hoofd toen je dat meisje daar in de spiegel zag staan.
Je fluisterde mij enkele woorden; woorden die tot diep in mijn hart doordrongen. Je vroeg me om jou te vertrouwen, jij wilde me helpen om mezelf te veranderen. Die paar kilo’s ‘teveel’ konden er zo weer af. Iedereen zou me mooier en leuker gaan vinden. LEUGENS. Wist ik het toen maar. Wist ik toen maar dat jij niet meer was dan een stem in mijn hoofd die mijn leven negatief zou beïnvloeden. Kon ik de tijd maar terugdraaien, kon ik maar NEE zeggen. Oh, wat zou ik er veel voor over hebben om dat meisje dat ik toen was, te kunnen vertellen, toeschreeuwen dat ik jou NOOIT had moeten vertrouwen! …
Maar dat kan niet, helaas. Shit happens.
Het leven ging door. Niemand wist van jouw bestaan af, niets was veranderd. Toch? .. Behalve het feit dat jij mij ‘hielp’ om mezelf stukje voor stukje zekerder te gaan voelen. Een plan van aanpak stond al klaar. Het begon met wat tussendoortjes overslaan, wat vaker op de weegschaal staan en ietsje meer sporten. Prima toch? Ja, nog wel. De weegschaal liet me zien dat ik wat enkele pondjes was afgevallen. Een gevoel van trots en zekerheid overvielen me. Ja, hier doe ik het toch voor? Jij vertelde me hoe goed ik bezig was, dat je trots was op wat ik bereikt had. Dat deed me goed. Ik kon nu zijn wie ik was, hoefde me niet meer te schamen voor mijn lichaam. Tenminste, dat dacht ik. Maar jij vond het nog niet goed genoeg. Je wilde dat ik doorging met afvallen. Eerst was ik wat bedenkelijk, maar ik vertrouwde jou blind.
Van tussendoortjes overslaan tot middageten ‘vergeten’ tot uren sporten tot elke dag op de weegschaal staan. Voordat ik het wist, nam je langzaam maar zeker de controle over in mijn leven. Geen dag ging voorbij zonder aan eten te denken, calorieën te tellen, op de weegschaal te staan, mezelf te HATEN. De tijden dat ik huilend voor de spiegel stond, zijn niet meer op één hand te tellen. Ook niet op twee, of tien. Ik was zo gefocust op afvallen dat ik mijn omgeving zowat was vergeten. Niets was meer belangrijk. Ik leefde mijn eigen wereldje, het ‘veilige’ wereldje in mijn hoofd waar jij de touwtjes in handen had. Natuurlijk nam ik nog deel aan het sociale leven. Ik had geen keus. S’ochtends zette ik mijn masker op, plakte een lach op mijn gezicht en ging ‘vrolijk’ naar school. Niemand had iets door. Gelukkig! Of toch niet..?
Toch werd mijn eigen veilige wereldje steeds minder veilig. De twijfels begonnen te komen. Jij was altijd aanwezig in mijn hoofd. Je vertelde mij vanalles, de hele dag door. Wat ik wel mocht eten, wat ik absoluut NIET mocht eten, hoeveel ik moest sporten die dag etc.. Het werd een vermoeiende strijd. Ik vertrouwde jou. Je was mijn vriendin. Voelde ik me alleen, dan was jij daar om een arm om mij heen te slaan. Stond ik weer huilend voor de spiegel, dan was jij daar om mij te troosten en mijn tranen te drogen. Voelde ik me waardeloos, dan was jij daar om me te vertellen dat ik weer gelukkig zou zijn als ik mijn (of moet ik zeggen; JOUW?) doel had bereikt. Daar deed ik het immers toch voor?
Het ging van kwaad tot erger. Ik zat totaal niet meer lekker in mijn vel. Ik kon niet meer genieten van de kleine dingen, alles ging langs me heen. Jij liet steeds minder van je horen en ik begon me zo ontzettend alleen te voelen. Mijn gedachten tuimelden over elkaar heen. Was dit het waard? Die paar kilo’s minder, wordt ik daar écht gelukkiger van? De twijfel s werden sterker. Totdat ik besloot dat ik dit niet meer kon volhouden. Ik wilde weer leven. Ik wilde weer GENIETEN van de kleine dingen in het leven. Maar hoe? Niemand wist wat er aan de hand was. Het wereldje in mijn hoofd bleef verborgen. Ik wilde wel erover praten, maar ik durfde niet. Waarom zou ik? Ik heb toch geen problemen? Er zijn zoveel mensen op deze wereld die échte problemen hadden. Waarom zou ik dan hulp verdienen? Nee. Ik kon dit zelf oplossen. Dacht ik…
Het normale eten was weer begonnen. Ik was helemaal klaar met eetschema’s en lijstjes met wat ik wel en niet mocht eten. Ik wilde geen calorieën meer tellen. Ik wilde gewoon een ijsje kunnen eten zonder die eindeloze strijd in mijn hoofd. Maar juist toen ik weer mijn normale levensstijl aan het uitvinden was, kwam jij terug in mijn hoofd. Teleurgesteld en boos. Je vroeg me waarom ik jou dit aandeed. Je vertelde mij dat ik jou in de steek had gelaten, dat ik ondankbaar was omdat ik je hulp niet serieus genoeg nam. Ik stond in tweestrijd. Toegeven aan de behoeftes van mijn lichaam of mijn veilige wereldje in stand houden?
NEE. Ik wilde je vriendin niet meer zijn. En dat mocht je weten ook. Dat veilige wereldje stopte ik ver weg. Ik wilde er niet meer mee bezig zijn, niet meer aan denken. Jij probeerde me om te praten; het lukte je niet. Ik was sterker en duwde je weg. Ik negeerde je geschreeuw en duwde alles diep weg in mijn hoofd. Zo, opgeruimd staat netjes.
Een poosje ging het prima. Ik zat weer lekkerder in mijn vel en kon weer heerlijk genieten van mijn vrienden en vriendinnen zonder bezig te zijn met alle SHIT in mijn hoofd. Toch was er nog dat stukje onzekerheid aanwezig. Ik had het weggestopt in een holletje in mijn hoofd, zodat het kon overwinteren. TOT dat ene moment, die ene opmerking. ‘Ben je aangekomen?’ AUTSJ. Pijnlijk. Het kwam aan als een messteek in mijn hart. De onzekerheid ontwaakte uit zijn winterslaap en overviel mij. Ondertussen lachte ik om de opmerking en gaf een nonchalant antwoord. Maar vanbinnen huilde ik. WAAROM?
Of jij het aanvoelde of op dat moment had gewacht; dat weet ik niet. Maar jij was daar. Toen ik vol afschuw weer in de spiegel keek. Toen de tranen over mijn wangen stroomden, neervielen als een regen op mijn lichaam. Dat lichaam, dat afschuwelijke lichaam.. Ik kon er niet meer mee dealen. Ik wilde weer afvallen, ik had GEEN KEUS. Ook deze keer keek je mee over mijn schouder. Je zag mijn tranen, maar veegde ze niet af. Je wist dat ik me ontzettend alleen voelde, maar je bleef op afstand. Ik hunkerde naar dat kleine beetje troost dat jij mij had gegeven. Ik durfde je niet onder ogen te komen, ik had je afgewezen. Jij stond daar, vanaf een afstand te kijken. Alles in mij schreeuwde dat ik naar jou had moeten luisteren, dan had ik mezelf nooit zo dik en ellendig hoeven voelen. Ik wilde je hulp, maar durfde er niet om te vragen.
Opeens was daar die hand op mijn schouder, die vertrouwde stem. Ik keek op, het spiegelbeeld keek me recht in de ogen aan. De stem fluisterde mij toe. Ik wil je helpen, MAAR je moet wel echt willen. Je zult moeten luisteren en doen wat ik je vertel, want IK weet wat goed voor je is. Iets in jouw stem had mijn vertrouwen weer opgewekt. Je gaf me een tweede kans. Een kans die ik dankbaar aannam..
Het hele riedeltje begon opnieuw. Afvallen werd weer mijn obsessie. Je was weer mijn vriendin geworden, maar niet zoals voorheen. Er was iets veranderd. Jij had nu echt de controle, ik volgde je in alles wat jij mij vertelde. Ook al wilde ik er tegen in gaan, ik KON HET NIET. De controle die ik dacht te vinden, had jij van mij afgenomen. En dat was niet het enige. Jij beloofde me een mooi en leuker leven als ik zou afvallen. Jij beloofde me hoop, controle, houvast.. Maar het tegendeel was waar. Jij pakte alles van mij af zonder dat ik het door had.
Van een ongezond eetpatroon naar een depressie. Welkom in mijn leven. Het voelde alsof ik aan het verdrinken was. Happend naar het laatste beetje adem om in leven te blijven. Spartelend in een net van emoties en gevoelens, om vervolgens naar het diepe gezogen te worden… Woorden schoten te kort. Ik wilde schreeuwen om hulp, maar het enige wat ik kon was fluisteren dat alles ‘goed’ ging. Oh, wat wilde ik graag dat mensen zouden zien dat het slecht ging, maar dat kónden ze gewoonweg niet zien. Ik duwde alles weg, ik was het vrolijke meisje op school. Maar ondertussen was er iets goed mis. Ik stond er alleen voor.
Zelfhaat. Angst. Paniek. Onzekerheid. Pijn. Chaos. Ellende. OUT OF CONTROL.
Vragen tuimelden door mijn hoofd. Wie ben ik? Waarom leef ik? Hoe kan het dat ik überhaupt nog vrienden heb? Ze moesten eens weten.. Een eenzame strijd brak los. Ik vocht tegen mijn eigen gevoelens en emoties. Ik wilde ze de baas worden, maar ik wist niet hoe.
En al die tijd was jij aanwezig. Je gaf me de houvast die ik zo hard nodig had op dat moment. Het voelde goed om mezelf uit te hongeren, om mezelf kapot te sporten en niets hoefde te voelen. Alles wat ik voelde was leegte. Een enorme leegte. En geloof mij, dat voelde beter dan die eindeloze strijd in mijn hoofd. Na een tijdje was mijn lichaam het zat. Het hunkerde naar eten. Voedsel wat ik mezelf al zolang ‘verboden’ had, werd steeds aantrekkelijker. Die ene nacht veranderde alles.
Het was na 12 uur. Ik kon niet slapen. Mijn maag rommelde en ik voelde dat honger de overhand kreeg. Jij vertelde mij om sterk te blijven, niet toe te geven aan een eetbui. Maar die drang was zo sterk! Het voelde alsof er iets in mij de controle nam. Ik stond op uit bed, sloop op mijn tenen de trap af richting de keuken. ETEN ETEN ETEN. Dat was alles wat er in mijn hoofd omging. Ik kon niet meer aan iets anders denken. Jij schreeuwde naar me; NIET DOEN. Maar ik luisterde niet, ik KON niet luisteren. Voorzichtig trok ik het eerste keukenkastje open. Mijn maag werd gek bij het zien van al dat heerlijke eten. Toen brak de hel los..
De afterparty was niet zo aangenaam. Ik had zoveel gegeten, dat het leek alsof mijn elk moment buik kon scheuren. De stem in mijn hoofd schreeuwde alleen maar dat ik een enorme ZWAKKELING was. Wat moest ik doen? De paniek sloeg toe. Zoveel calorieën in mijn lichaam! Hoe kom ik daar ooit vanaf?
En daar was jij.
Je fluisterde tegen mij dat er nog maar één oplossing was; overgeven.. Ik schrok van het idee. Overgeven? Ik? Maar aan de andere kant trok het me enorm. Ik voelde me dik en ellendig. Al dat eten MOEST ik kwijt. Was dit de oplossing? Het voelde zo fout, zo ZIEK.. Jij bleef het maar herhalen en praatte het goed. “één keertje kan geen kwaad, toch?” Dat dubbele gevoel. Onbeschrijfelijk. Aan de ene kant voelde het zo FOUT, zo zwak, zo ziek. Maar aan de andere kant gaf het een gevoel van macht. IK HAD DE CONTROLE. Even schoot de gedachte door mijn hoofd heen; “ik kan dus eten wat ik wil, zonder ervan aan te komen!” Hier schrok ik van. Boosheid kwam omhoog. NEE. Dit wil ik niet, dit is zwakheid. Once, but never again.
De volgende dag begon zoals alle andere dagen. Een eetlijstje voor de komende dag, waar ik mezelf aan moest houden. Jij was er weer om mij moed in te spreken. Je vertelde mij dat ik deze dag minder moest eten, omdat ik had toegegeven aan een eetbui. Dus dat deed ik. Want jouw wil was wet. Mijn veilige wereldje was niet meer zo veilig. Something changed. Ik was niet meer alleen. Er waren meerdere stemmen aanwezig. Jij was daar. Maar er was nog iemand. Jouw grootste vijand. De strijd was nu écht begonnen. Ik kon niets meer normaal doen, of jullie bemoeiden je met mijn leven. Jullie vertelden mij wat ik moest doen. Helaas, jullie mening kwam nooit overeen. Mijn hoofd werd één grote chaos, een machtsstrijd. En ik zat er middenin..
Die ene nacht had mijn leven veranderd. Once, but never again. Daar was ik van overtuigd. Maar telkens als ik me rot voelde, vluchtte ik in eten. Heel veel eten. Ik voelde niets meer, ik hoefde niet meer na te denken. De eindeloze strijd in mijn hoofd was even stil. Even rust. Het ging in tegen alles wat ik me ooit had voorgenomen. IK FAALDE. Elke keer weer opnieuw. De wc was ondertussen mijn grootste vriend geworden. De schaamte was enorm. Hoe kon ik mezelf zo diep vernederen? Hoe kon ik zó diep zinken dat ik hiertoe in staat was? Het was onbegrijpelijk. Ik wist niet meer wie ik was, waar ik mee bezig was. Niemand, maar dan ook niemand had iets door. Waarom zouden ze? Het enige waar ik nog goed in was, was het verbergen van mijn ‘problemen’, het faken van een lach.
Echt waar, nog nooit heb ik me zó enorm eenzaam gevoeld als in die periode. De schaamte, zelfhaat, depressie en onzekerheid waren verschrikkelijk. Ik zakte steeds dieper en dieper weg in dat eindeloze net. Huilend in slaap vallen was een avondritueel geworden. De spiegel werd ontweken, ik durfde mezelf niet meer recht in de ogen aan te kijken. En nog steeds die EINDELOZE STRIJD, die me gek maakte.
Toen ik dacht dat ik op de bodem van de diepste oceaan was aangekomen, had ik me toch verkeken op de diepte. Het diepste punt moest nog komen.. Ik zonk verder weg in mijn problemen, die ik toen nog niet zag als “problemen”. Het waren mijn struggles, die ik zelf wel EVEN zou oplossen. Niet dus.
Hoe langer de strijd doorging in mijn hoofd, hoe meer ik ging verlangen naar rust. Naar niets voelen, niets horen, niets denken. Hoe het precies gebeurde, weet ik niet meer. Het was een donkere winterse avond, toen ik depressief op mijn kamer zat. Waarom er juist toen een mesje op mijn kamer lag? Geen idee. Het trok in ieder geval mijn aandacht. Als in trance pakte ik het op. Het blonk in de palm van mijn hand. In slow motion grepen mijn vingers het handvat vast. Langzaam bracht ik het mesje naar mijn arm. Voordat ik besefte waar ik mee bezig was, was het gebeurd.
Het dieptepunt was bereikt..
Een lange, eenzame periode volgde. Een periode met veel tranen, pijn, moeite en zelfhaat. Maar ook een periode waarin ik veel heb nagedacht. Ik wilde weer leven. Ik wilde weer het onbezorgde meisje van vroeger kunnen zijn. Hoe kan het dat ik zo diep ben gezonken? Is er nog een weg terug? Langzaam maar zeker kwam ik tot het besef dat er inderdaad een weg terug is. Een weg met valkuilen, zo diep dat de bodem niet te zien is. Maar het is ook een weg waar ooit een einde aan komt. Een weg die mij terugbrengt naar mezelf…
Daar staan we dan; als vijanden tegenover elkaar. Klaar om de strijd aan te gaan. Ik kijk je aan. Met knikkende knieën, angst is op mijn gezicht te lezen. Ik ben bang om te falen. Bang om deze ronde weer van jou te gaan verliezen. Jij hebt zoveel kapot gemaakt, zoveel afgepakt wat mij zo dierbaar was in dit leven. Maar nu is alles anders. Ik ga vechten voor mijn leven.
Het zal gaan met vallen en opstaan; letterlijk. Er komen rondes dat jij gaat winnen, dat je me neerhaalt. Maar ik zal weer opstaan! Ik ga vechten voor mijn leven want, dit leven is zoveel meer waard dan jij mij hebt voorgehouden! Vecht jij met mij mee? Samen staan we sterker!
Fotografie: James Baker
Geef een reactie