Met lood in mijn schoenen ging ik naar het intakegesprek. Wat zouden ze hier allemaal wel niet van me denken? Er was een hele negatieve verwijsbrief geschreven door de instantie waar het niet goed was verlopen. Ik had de verwijsbrief opgevraagd en was het helemaal niet eens met de inhoud. Ik zou het ook volkomen begrijpen als een nieuwe instantie me op basis van deze verwijsbrief zou afwijzen. Ik zou mezelf ook afwijzen. Dat had ik eigenlijk allang gedaan. Ik had geen vertrouwen meer in de hulpverlening, noch in mezelf. Nadat het zo mis was gelopen binnen de hulpverlening was ik veranderd van een spontane en vechtende jonge vrouw met weinig zelfvertrouwen en een negatief zelfbeeld, naar een gesloten en angstige jonge vrouw met nog minder zelfvertrouwen en een nog negatiever zelfbeeld. Ik vond mezelf waardeloos. Een lastig en moeilijk mens, dat blijkbaar zelfs te lastig was voor de hulpverlening. Hoe diep kon een mens zinken…
Ik ging zitten in een ontvangstruimte met een vrij gemoedelijke sfeer. Extreem gespannen liep ik achter de man met grijs haar aan. Wat zou hij nu al van me denken? Zou hij nu al een negatief oordeel over me hebben? Ik zou heel erg mijn best moeten doen om hem te kunnen overtuigen van mijn positieve kanten. De man ging achter zijn bureau zitten en ik ertegenover. Hij stelde me een kleine beetje op mijn gemak door een paar grapjes te maken. Tegelijkertijd bleven in mijn hoofd de angsten spoken. Wanneer zou hij to the point komen? Wanneer zou hij zeggen dat hij me helaas niet kon helpen? Wanneer zou hij zeggen dat ik te ingewikkeld was en dat ze het niet met me aandurfden? Ik vreesde het ergste, maar er gebeurde vreemd genoeg niets van dit alles. Tot op de dag van vandaag herinner ik me wat hij zei:
“Nee, ik heb jouw dossier en de verwijsbrief niet gelezen.
Ik wil je graag gewoon zelf leren kennen”.
Ik kon op dat moment wel janken van blijdschap. Eindelijk een hulpverlener die écht naar mij keek zonder te oordelen op basis van medisch dossier, verwijsbrieven of een diagnose.
Het gesprek verliep prettig en ik zou binnen een aantal weken al kunnen starten. Hopeloos kwam ik hier aan en hoopvol ging ik weer weg. Ik had een nieuwe kans gekregen en die zou ik volledig gaan benutten. Ik wist toen nog niet dat mijn verloren vertrouwen in de hulpverlening de eerste tijd enorm zou gaan opspelen en in de weg zou gaan staan. Vol goede moed wandelde ik een paar weken later richting de instantie om hier mijn leven een positieve draai te gaan geven. Vanaf het moment dat ik een voet over de drempel zette, was ik bang. Bang dat ik opnieuw gekwetst en afgewezen zou worden. Bang dat ze me helemaal niet zouden kunnen helpen. Bang dat ik het niet goed genoeg zou doen of dat ik toch te lastig bleek.
Ik wantrouwde iedere therapeut die er werkte en durfde me helemaal niet open te stellen. Ik durfde mijn angsten niet aan te gaan, omdat ik er niet op vertrouwde dat ze me zouden vangen als ik zou vallen. Ik praatte wel over mijn problemen, maar vooral over alle lagen om de kernproblemen heen. Mijn eetstoornis diende deels als schild om niet te hoeven praten over mijn werkelijke problemen. Zolang er zorgen waren over mijn gewicht, kon er niet gepraat worden over wat er echt aan de hand was. Ik kon prima praten over waarom ik het lastig vond om beter te eten, om aan te komen en ga zo maar door. Dat was een stuk makkelijker dan praten over mijn angsten, mijn zelfbeeld en mijn verlangens. Ik was vrij hard in therapie en hield hierdoor iedereen op een afstandje. Dit maakte dat ik niet echt goed in therapie kon zijn, waardoor er geen echte verandering optrad. Dit zorgde weer voor extra wantrouwen: Zie je wel, ik doe het niet goed genoeg, ik moet straks alsnog weg…
Steeds meer werd in therapie duidelijk hoe minimaal mijn vertrouwen in de hulpverlening was. Hier moest eerst aan gewerkt worden, voordat ik verder kon. Ruim twee maanden heb ik gepraat over mijn vertrouwen, wantrouwen en angsten. Over hetgeen er mis gegaan was en waar ik verdriet over had. Het voelde heel goed om hier over te kunnen praten, omdat het echt enorm in de weg stond. Ik kreeg begrip, erkenning voor dat er fout gehandeld was, waardevolle feedback en ging ook meer naar mijn eigen aandeel kijken. Heel langzaam kreeg ik het vertrouwen in de hulpverlening terug, door de ruimte die me hier werd geboden.
Na ruim twee maanden lukte het me om meer te gaan praten over mijn werkelijke problemen. Ik kon deze gaan onderzoeken en uitdiepen. Regelmatig speelde er nog gevoelens van wantrouwen, maar ik kon deze nu uitspreken en er keer op keer achter komen dat dit hier niet nodig was. Ik kon écht vertrouwen op deze instantie en hoefde niet bang te zijn. Het was dan ook een heel bijzonder moment om deze therapie na flink wat maanden af te ronden. Ik had aan het begin nooit verwacht dat ik het zou redden tot het einde. Ik had nooit verwacht opnieuw ergens een kans te krijgen en het op zo’n positieve manier af te sluiten. Ik had mijn vertrouwen in de hulpverlening teruggevonden en daar was heel wat doorzettingsvermogen, goede therapie en therapeuten voor nodig geweest.
Misschien heb jij, net als ik, ook negatieve en nare ervaringen met de hulpverlening. Laat dit je niet weerhouden om ergens anders aan je problemen te gaan werken. Het kan altijd misgaan, het kan niet klikken, communicatie kan mislopen en er worden van beide kanten nu eenmaal fouten gemaakt. Dat betekent niet dat alle hulpverlening slecht is en dat je nooit meer ergens goede hulpverlening kunt krijgen. Geef de hoop niet op, neem het jezelf niet allemaal kwalijk. Je bent geen mislukking. Doe je best, praat erover en geef het een nieuwe kans. Er is heel veel goede hulpverlening in Nederland.
Fotografie: Paramita
Geef een reactie