Groepsgenoot of vriendin?

Vanuit de kliniek werd keer op keer verteld om buiten de opname om geen contact te hebben met groepsgenoten. Dit ging bij mij echter al heel snel mis. Ik merkte dat ik het in de groep heel gezellig vond. Ik had meer behoefte aan de herkenning dan ik van te voren had verwacht. Altijd was ik alleen in mijn eetstoornis geweest. Niemand in mijn omgeving die mij leek te begrijpen, al deden ze nog zo hun best. Een eetstoornis was van mij en in de kliniek was het ineens van ons. We hadden veel dezelfde moeilijkheden, dezelfde angsten. Ik voelde me ineens echt begrepen..

Op dat moment vond ik het maar onzin om dit contact uit de weg te gaan. Met sommige meiden had ik echt een goeie klik, moest ik dat dan maar negeren? Nu ik een aantal jaar verder ben, lijkt het mij wel verfrissend om hier eens op terug te kijken. Want heeft het mij echt gebracht wat ik had gehoopt? In deze blog zet ik op een rij hoe ik het contact met groepsgenoten heb ervaren.

Wel helpend omdat:

Herkenning

Vanuit het verlangen naar herkenning zocht ik ook na de groepstherapie contact met wat groepsgenoten. We hielpen elkaar door de avond heen en boden elkaar afleiding als we dit nodig hadden. Ik voelde me eindelijk gehoord, ik was niet gek. Er waren mensen waar ik bij terecht kon en andersom ook. Naast dat ik aan mijn eigen problemen werkte, voelde ik me ook nog nuttig. Ik was in staat anderen ook te helpen en hierdoor voelde ik me een stuk beter over mezelf. 

Met elkaar meedenken

Ik vond het fijn om met anderen mee te kunnen denken over wat hen zou kunnen helpen. In eerste instantie vooral omdat ik oprecht wilde dat anderen zich beter zouden voelen. Achteraf misschien ook omdat ik deze lessen zelf ook nodig had en op deze manier wel binnen liet komen. Ik denk dat het heel waardevol kan zijn om samen te sparren. Bijvoorbeeld over bepaalde thema’s die lastig te begrijpen zijn voor iemand die hier niet mee bezig is. Mits het je herstel ten goede komt.

Elkaar motiveren

Omdat we bij elkaar terecht konden, stimuleerden wij elkaar op deze manier om samen tegen de eetstoornis te vechten. We hielpen elkaar door moeilijke momenten heen, we hadden geen oordeel. We kenden elkaars demonen en ik vond het een stuk makkelijker om weerstand te bieden tegen die van een ander. Op deze manier hielpen we niet alleen elkaar, maar ook een beetje onszelf. Ook kan het op deze manier makkelijker zijn om samen uitdagingen aan te gaan. 

Veilig gevoel

Ik merkte dat ik me veilig in de groep voelde als ik wat meiden al wat beter kende. De spanning om elke ochtend naar het ziekenhuis te gaan, werd voor mij op deze manier wat minder. Door die veiligheid lukte het me in het begin ook beter om me te kunnen focussen op het eten. 

Gezelligheid

Een opname is niet leuk, het is niet gezellig, je zit er niet voor je plezier. Wel kan je het gezelliger en leuker maken, daardoor kan het wat dragelijker worden. Tijdens de rustmomenten vond ik het heel fijn om even niks te doen. Beetje breien, op een bankje zitten, kletsen met de andere meiden. Op dit soort momenten vergat ik even waarom ik daar precies zat en hoefde het niet te gaan om die vreselijke eetstoornis. Op dat moment kon ik echt even Lonneke zijn en genieten van een simpel gesprek over nieuwe series en boeken. 

Helaas zit er soms ook een keerzijde aan een vriendschap met iemand die dezelfde psychische problemen heeft. Dit is een kant die ik helaas ook heb gekend, richting het einde van mijn opname.

Niet helpend omdat:

Onderonsjes en buitensluiten

Natuurlijk is er een reden waarom het niet de bedoeling is dat cliënten in hun eigen tijd contact zoeken met elkaar. Het is op deze manier heel makkelijk om groepjes te creëren waardoor de groepsdynamiek kan veranderen. Ik merkte dat het voor mij niet altijd helpend was om buiten de uren in de kliniek de rest te spreken. Uiteindelijk heb ik mezelf hier een beetje van gedistantieerd. Een aantal anderen cliënten uit de groep deden dit echter niet, waardoor ik mij vaak buitengesloten voelde. Ik voelde me minderwaardig en op deze manier werd dit voor mij bevestigd. De onderonsjes begonnen de boventoon te nemen in de groep, of tenminste, dat is wat ik ervoer. Hierdoor begon ik me onveilig te voelen waardoor ik minder durfde te delen. Ik was bang dat de anderen zouden gaan oordelen, roddelen. Iets wat mijn herstel niet ten goede kwam. 

Mijn hele wereld werd eetstoornis

Toch stond ik achter mijn keuze. Ik merkte namelijk dat mijn hele leven om mijn eetstoornis begon te draaien. Niet alleen zat ik 5 dagen per week in een kliniek, ook buiten deze 5 dagen om ging het over mijn eetstoornis. Ik vergat de mensen die mij er tot voorheen altijd doorheen hadden gesleept. Zij begrepen het toch niet. Beet ik ze toe. Maar is dat altijd nodig? Kan ik alleen steun en begrip krijgen als mijn omgeving mij precies begrijpt? Ik had altijd al veel steun aan ze gehad en ineens had ik ze vervangen. Was dat eigenlijk wel eerlijk..?

Triggerend

Gelukkig heb ik zelf niet veel triggers ervaren. Maar ik kan me goed voorstellen dat intensief contact met iemand die dezelfde problematiek heeft triggerend kan zijn. Als ik terugdenk aan de beginperiode van mijn herstel, was ik erg kwetsbaar en vatbaar voor eetgestoorde gedachtes van anderen. Ik vond het lastig om dit los te laten en alles wat mijn eetstoornis zou kunnen laten groeien nam ik (on)bewust toch in overweging. Ik denk dat het verstandig is om hier alert op te blijven en actief te onderzoeken of het contact jou meer kwaad dan goed doet. 

Geen nee durven zeggen

Contact kan ineens heel snel gaan. Je kan je laten meeslepen in appjes, telefoontjes en social media contact. In een week kan je ineens al ‘best friends’ zijn. Hier is natuurlijk niks mis mee, maar soms kan dit zo snel gaan dat het lastig is om ineens je grenzen aan te geven. Ik merkte dat ik het vaak lastig vond om de spelbreker te zijn. Ik wilde deze nieuwe vriendschap niet verliezen, dus zei ik liever helemaal niks. Dit zorgde ervoor dat ik me toch niet helemaal lekker in mijn vel begon te voelen maar wel mijn best bleef doen om dit niet uit te stralen. Iets wat me uiteindelijk opbrak.

Niet meer delen in de groep

Daarnaast voelde ik me tegelijkertijd wel heel veilig bij één specifieke groepsgenoot. Ik merkte dat ik meer durfde te delen bij haar dan in de groep, waardoor veel problemen tussen haar en mij bleven bestaan. Wij creëerden op deze manier een soort eigen hulpverlening buiten de daadwerkelijke hulp om. Het voelde vaak dan ook onzin om iets twee keer te vertellen. Iemand wist het toch al? Ik heb het toch al verteld?

Verantwoordelijk voelen 

Ik weet nog dat een groepsgenoot zich heel ongelukkig voelde. Zij had mij die avond ervoor geappt en ik had haar wat goeie moed ingepraat. Toch voelde ze zich nog ellendig de dag erna in de kliniek. Niemand wist wat er aan de hand was, behalve ik. Het voelde dan ook als mijn verantwoordelijkheid om naar de leiding te stappen en te vertellen wat er gaande was. Op deze momenten was ik zo bezig met anderen, dat ik mijn eigen herstel helemaal vergat. Ik vond het belangrijker om voor anderen te zorgen en al die extra zorgen nam ik graag aan. Dit leidde me af van mijn eigen herstel. Dat vond ik zelf best wel prima, maar was helemaal niet verstandig voor mij. Ik ontfermde me continue over iedereen, maar eigenlijk deed niemand dit bij mij.

Elke situatie is uiteindelijk anders; net als elk contact en elke vriendschap. Voor mij bleek het dus niet helpend om buiten de therapie de andere cliënten te spreken, maar misschien is dit voor jou heel anders. Ik wil je wel op het hart drukken dat die regel er niet voor niets is. Het is wel verstandig om te kijken wat het contact écht met jou doet. 

Hoe ga jij hier mee om?

Lonneke

Geschreven door Lonneke

Reacties

10 reacties op “Groepsgenoot of vriendin?”

  1. Ik heb bij alle anderen behandelingen inderdaad altijd gehoord dat contact met anderen niet mocht, behalve bij mijn laatste opname. Hier werd het ook juist gestimuleerd om elkaar in het weekend een appje te sturen als het niet goed ging of om iets met elkaar af te spreken als je een heel leeg weekend had en dit een valkuil was. Ik heb het altijd als enorm helpend ervaren. Bij ons in de groep ging het gelukkig meestal ook wel goed met het weer terug brengen in therapie. Nu heb ik nog steeds wel veel vriendinnen uit de kliniek. Dit vind ik soms wel lastig want soms voelt het inderdaad alsof heel mijn leven draait om mijn problemen. Maar hoe langer we allemaal met ontslag zijn, hoe meer het een normale vriendschap wordt omdat we ook meer onze struggles buiten de eetstoornis hebben.

  2. Tijdens mijn behandeling had ik gewoon contact met groepsgenoten. Voor mij was dit helpend omdat ik eindelijk begrepen werd. Aan het eind van de behandeling was ik echt klaar om weg te gaan, dit heb ik ook aangegeven. Ik wilde niet iedere dag weer horen hoe slecht iedereen zich voelde. Ik wilde uit die bubbel en “de wijde wereld in”.

    Na mijn ontslag is het contact snel verwaterd. Ik merkte dat ik verder wilde met mijn leven. De groepsgenoten van de behandeling horen bij een fase in mijn leven en die fase heb ik afgesloten. Ik wil niet de hele tijd praten over eetstoornissen of bijbehorende problematiek. Dit wil niet zeggen dat ik er nooit meer aan terug denk, dat zeker wel. Ik ben er alleen maar sterker uit gekomen.

    Op instagram volg ik sommige meiden nog en vind het erg lastig om te zien dat het met sommige meiden niet zo goed gaat. Vooral omdat het met mij heel goed gaat. Ik vraag me dan ook wel eens af of ik contact moet zoeken en hulp aan moet bieden?

  3. Ik heb na een tijd het contact verbroken met ‘ggz vriendinnen’. Ik trok het niet om getriggerd te worden of hulpverlener te zijn. En ik heb veel negatieve ervaringen gehad met kliekjes en roddelen.

  4. Een van mijn beste vriendinnen ken ik uit een ambulante groep. Samen zij wij de weg van herstel in gegaan en onze vriendschap heeft zich in hetzelfde tempo als wij ontwikkeld naar gezond en gelijkwaardig. De steun en herkenning toen was fijn! Onze vriendschap nu hechter dan en bijzonderder omdat wij iets delen, het gevecht voor ons gezonde leven, dat is onbegrijpelijk voor anderen en verbindt ons diep!

  5. Heel herkenbaar maar niet alles
    Ik heb nog wat ‘af en toe’ contact met mensen destijds uit de klinieken. Ik vind het wel mooi om van een afstandje te zien op Facebook als het goed met ze gaat. Hoewel Facebook natuurlijk niet alles zegt. Maar een aantal hebben kinderen, ik zie ze werk krijgen en trouwen.
    Ik heb heel de ziekenhuis periode gehoord over het ‘verbod’ op contact buiten de groep. Ik gaf toen al aan dat ik dat eigenlijk wat onmogelijk vind. Inderdaad de hulp, de herkenning etc. En het is ook gebeurd nu dat ik een vriendschap gesloten heb. Maar we zorgen er beide voor dat t alleen maar helpend is én dat we het niet over groepsgenoten hebben. Voor nu is het alleen maar fijn 🙂

  6. Ik had op een gegeven moment een slechte vriendschap. We zaten aardig in hetzelfde schuitje en ik merkte dat zij mijn absurde gedrag normaliseerde. Als ik iets zei, zei zij “dat doe ik ook” of “Dat doe ik erger”. Ze normaliseerde zo mijn zelfdestructieve gedrag, en ze bevestigde mijn (onrealistische en behandelingsbelemmerende) angsten. Soms was het prettig, maar vaak stond het me ook in de weg.

    Ik vraag me nog wel eens af hoe het nu met haar is. En ik vraag me soms af of ze mij net zo niet-helpend vond als ik haar.

  7. Het ligt er denk ik ook heel erg aan wat voor behandeling je hebt. Wanneer je elkaar alleen overdag ziet of een aantal uur per week kan hier mede voor gekozen zijn om contact met de buitenwereld te behouden. Dit juist te stimuleren. Wanneer je in opname bent en 24 uur bij elkaar zit krijg je soms een hele andere band omdat je letterlijk naast elkaar ligt te slapen. Uit dagbehandeling heb ik geen contacten overgehouden maar uit opnames wel een aantal waardevolle vriendschappen. Je hebt aan een paar woorden genoeg en er is niks vreemd omdat je elkaars diepste dalen en hoogste bergen hebt meegemaakt. Zolang je zorgt dat je de relatie evenwaardig blijft en je er allebei happy van wordt lijkt het me prima om contacten tijdens of na de behandeling te onderhouden.

    1. Mooi gezegd en helemaal mee eens!

  8. Mij is nooit verteld dat je elkaar buiten therapie om niet zou mogen zien, ik snap het wel maar tegelijk ook niet. Denk dat het ook wel afhankelijk is van hoe oud je bent. Mijn opnames waren rond mijn 30e, dat is denk ik heel anders dan als je jonger bent. Bij mij vormde dit zich vanzelf, eerst veel contact en langzaamaan verwaterde dit… maar dat kan ook komen omdat ik geen vriendschappen kan onderhouden 😉

  9. Het is heel herkenbaar allemaal, maar ik denk dat het contact met een groep (vooral tijdens opnames) uiteindelijk heel ‘natuurlijk’ verloopt (voor zover er een ‘natuurlijk’ aspect aan opnames zit). Tijdens mijn opnames in klinieken vond ik het vaak heel fijn om nauw contact te hebben met groepsgenoten, maar ik heb ook gemerkt dat het daarna juist héél fijn is om die steun & liefde in je eigen omgeving te vinden. Ik heb tijdens mijn behandelingen heel veel verschillende (vrij nauwe) vriendschappen gesloten, maar daar uiteindelijk maar 1 écht goede vriendin aan over gehouden. En ik weet ook zeker dat zij voor altijd in mijn leven zal zijn. Wel scheelt het dat het met ons allebei nu ‘goed’ gaat. Ik denk dat we elkaar anders misschien wel verloren waren, op een gegeven moment. Maar: het verschilt ook enorm per groep of je wel/niet iets aan het contact kunnen hebben. Als een groep heel ziek is dan kan het de eetstoornis ook juist versterken.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *