In een eerdere blog vertelde ik al over mijn eerste behandeling. Ik vond het lastig om de knop tot herstel echt om te zetten. Tijdens deze behandeling besloot ik dat ik mijn eetstoornis nog wel even bij mij kon houden. Niet alleen ondervond ik zelf geen problemen van mijn gedrag, ook werd ik geholpen door een therapeute die ontzettend mager was. Iets wat mijn eetstoornis absoluut niet kon hebben…
Ik raakte in de war toen ik haar voor het eerst zag. Zou het…? Zou ze er een kick van krijgen? Zou ze hier inspiratie krijgen? Waarom moest ik wel genezen en zij niet? Waarom wilde ze mij dik hebben als zij zo mager mocht blijven? Hoe meer ik hier over nadacht, hoe bozer en jaloezer ik werd. Of beter gezegd, hoe bozer mijn eetstoornis werd. Ik vond het allemaal maar oneerlijk. Echt herstellen wilde ik allang niet meer.
Afwachtend namen we beiden plaats in het kleine kamertje. Dit was voor mij de eerste keer dat ik over mijn problemen met eten en mijn lichaam moest praten. Iets waar ik totaal niet op zat te wachten, zeker niet met haar. Wie denkt ze wel niet dat ze is? Met haar magere lichaam? Gaat zij mij nu vertellen dat ik weer moet eten? Met de minuut werd ik nijdiger en recalcitrant-er. Ik wilde geen seconde langer in deze kamer blijven met die mevrouw die mij wel zou vertellen hoe het zat, hoe ik moest leven en denken. Toch hield ik wijselijk mijn mond en knikte bij alles wat ze zei. Er echt iets over zeggen durfde ik dan weer niet.
Eenmaal thuis kon ik het lichaam van mijn nieuwe psychologe niet loslaten. Zou ze een idee hebben dat ik hier mee zit? Zou ze het expres doen? Is het misschien een test..? Mijn hoofd bleef maar malen, maar antwoorden kreeg ik niet. Elke vraag riep nieuwe vragen op. De vragen werden antwoorden en de antwoorden werden overtuigingen:
Mijn psychologe had een eetprobleem, dat was mij nu wel duidelijk geworden….
Bijna een jaar heb ik haar wekelijks gezien. Elke week bekeek ik stiekem haar schouders die onder topjes vandaan kwamen. Ik bekeek haar benen als ze mij in de gang ophaalde en haar lange, pezige vingers als ze mij iets aanwees in het dikke boek wat op tafel lag. Stiekem worp ik blikken in haar tas om te zien wat ze mee had als lunch. Ik wilde het zien, ik wilde zien dat ik gelijk had. In plaats van mij op mijzelf en mijn herstel te focussen, was ik bezig met de moeilijkheden en problemen die ik haar had toegeschreven. Misschien was het voor mij wel makkelijker om mij op deze manier af te leiden van mijn eigen problemen, mijn eigen demonen die ik aan moest gaan. Misschien was dit mijn manier van projecteren om er zelf maar even niet aan te hoeven.
Het hele jaar heeft het idee dat zij een eetstoornis had door mijn hoofd gespookt. Toch heb ik dit nooit aan iemand verteld. Dit kwam eigenlijk niet eens in mij op. Mijn hele leven speelde zich af in mijn hoofd, het was voor mij de gewoonte om dit puur bij mijzelf te houden.
Toch bekroop mij na dit jaar het gevoel dat echt herstel misschien niet bestond. Misschien betekende herstellen simpelweg alleen zeggen dat je geen eetstoornis meer hebt. Je genezing faken, net zoals ik lange tijd mijn eetstoornis verborgen had gehouden. Dat kon ik wel weer doen. Misschien was dat wel hét geheim van herstel: gewoon doen alsof.
De jaren hierna heb ik inderdaad gedaan alsof ik genezen was. De therapie had ik afgerond, ik ging weer naar school, ik had inmiddels weer een gezond gewicht, alle ingrediënten voor een eetstoornisvrij leven had ik te pakken en in de mix gegooid. Het lukte mij om hier zelf ook iets meer in te geloven. Ik deed weer leuke dingen. Het eten ging oprecht wat beter en heel soms vergat ik hoe ik een aantal jaar geleden in het leven stond. Toch was mijn eetstoornis nooit echt helemaal weg. Het compenseren gebeurde nu stiekem en als ik alleen was vond ik het extreem moeilijk om mijn eetpatroon vast te houden. Niemand die mij dan controleerde, niemand die ik voor de gek hoefde te houden. Het rommelen voelde voor mij altijd als een opluchting. Alsof ik te veel had gegeten met Kerst en eindelijk mijn riem even los mocht doen. Alles maar even laten gaan.
Inmiddels ben ik bijna tien jaar verder. Ik ben er nooit achter gekomen of mijn toenmalige psychologe een eetstoornis had of heeft gehad. Ik denk dat dat verder ook helemaal niet zo belangrijk is. Ik denk dat het veel helpen-der was geweest als ik dit toen had uitgesproken. Niet om te weten te komen of ik hier wel of geen gelijk in had, maar om aan te kaarten dat dit iets was wat mijn herstel in de weg stond. Op deze manier had ik wellicht de ruimte gehad om te onderzoeken waarom ik dit zo belangrijk vond en waarom ik mijn aandacht niet bij mijn eigen herstel kon houden Ik denk dat ik dan tot hele vernieuwende inzichten had kunnen komen.
Geef een reactie