“Kan je me helpen met anorexia?”, vroeg Amber. Ze had twee jaar een eetstoornis, was drie keer extern behandeld, ging in therapie en had het gevoel dat niets hielp. Ze had haar hoop op mij gevestigd. Of ik haar kon helpen? “Het enige wat ik kan doen is naar je verhaal luisteren”, zei ik. Maar Amber veegde dat direct van tafel. Er waren al zoveel mensen die naar haar verhaal hadden geluisterd. Ze was te moe om steeds weer haar verhaal te vertellen. Haar moeder had kanker, haar vader was opgenomen in de psychiatrie en zelf stond ze op de wachtlijst bij de GGZ. Ze had een half jaar in een pleeggezin gezeten. Het was een hartstikke fijn pleeggezin, maar ze was te moeilijk. Haar pleegmoeder kon dat vreemde eetgedrag van Amber geen plekje geven in haar gezin. Haar eigen moeder probeerde nu een ander plekje voor Amber te zoeken. Maar er was nergens plaats.
Elisabeth Riphagen is moeder, schrijfster en sinds 2022 gastblogger bij Proud2Bme. Ze schrijft over haar ervaringen met een langdurige en verborgen eetstoornis en met ongeneeslijk ziek zijn. Over de lessen die ze heeft geleerd en wat ze jou daarvan wil meegeven. Regelmatig verschijnen er blogs van haar op Proud2Bme. Wil je meer van haar lezen? Dat kan via de tag ‘Elisabeth blogt‘. Haar voorstelblog, in de vorm van een interview, vind je hier.
Ik had met Amber te doen. Niet alleen omdat ik als ervaringsdeskundige weet wat het betekent om een eetstoornis te hebben, maar ook omdat ze veel eenzaamheid uitstraalde. Opeens kreeg ik een ingeving. Ik wist dat ze graag schreef. Ik vroeg haar: “Kun je iets opschrijven?” Ze keek me boos aan. “Wat moet ik opschrijven? Het is allemaal ellende. Als het erop aankomt, kijk niemand naar me om. Ik word gehaat. Niemand weet een plekje voor mij waar ik kan wonen. Ik word van het kastje naar de muur gestuurd.”
Ik vroeg haar: “Waarom moest je bij het pleeggezin weg?” “Door mijn anorexia kon ik vaak niet eten. Mijn pleegmoeder werd gek van mij. Ik begrijp haar wel. Ik was een onhandelbaar kind,” sprak ze.
Ineens begon Amber te huilen en zei: “Ik ben radeloos. Mijn pleegmoeder hield van mij. Door die rottige anorexia moest ik daar weg.” Amber snikte het uit. Na een kwartiertje ging ze weg. Ze was nog steeds boos op alles en iedereen. Op de drempel keerde ze zich om en vroeg naar mijn mailadres. Toen ik de volgende dag mijn laptop opende, kwam er een mail van Amber binnen.
Ik zit in een ondiepe kuil
samen met mijn verdriet
en weet je waarom ik steeds huil
omdat niemand mij ziet.
Steeds denk ik weer aan de tijd
van liefde, er was geen strijd
pleegouders die er voor mij waren
nu zit ik alleen nog te staren.
Ik vraag me telkens weer af
waarom ben ik zo bang en laf
waarom zeg ik niet
mensen kijk eens naar mijn verdriet.
Ze hebben mij proberen uit te leggen
waar een gesloten instelling voor staat
maar het blijft voelen als verraad
en ik kan niets zeggen, het is te laat.
Ik laat mijn gedachten de vrije loop
misschien is er nog een stille hoop
op mensen die mij zien zitten
en niet de hele dag op mij lopen te vitten.
Mensen die mijn anorexia begrijpen
en niet steeds in mijn armen knijpen
omdat ik mager ben en plat
en zeggen: ‘je bent zo mager als een lat’.
Ze vinden allemaal dat ik moet leren
dat discipline mij moet kalmeren
maar begrijpen ze dan niet
dat er geen mens is die mij ziet.
Ook al ben ik een dondersteen
ik snak naar een arm om mij heen
naar een warme kus op mijn wang
het liefst een levenlang.
Amber
Ik was onder de indruk van haar gedicht. Ze wist precies te duiden wat ze voelde. Toen ze weer bij me kwam, zei ze: “Je hebt mij geholpen. Ik ga een gedichtenbundel maken over anorexia.” Ze gaf mij een kus en haalde een schrift tevoorschijn. In drie dagen tijd had ze een half schrift met gedichten over anorexia geschreven. Ik kon haar gedichten niet met droge ogen lezen.
Lachend zei ze tegen me: “Ik heb nog wel anorexia, maar ik zit niet meer alleen met mijn verdriet in de kuil.”
Geef een reactie