Herstellen is als bakken. Eerst is het zoeken naar de juiste ingrediënten. Waar hou je van? Wat vind je lekker en wat wil jij uiteindelijk voor eindproduct? Daarna is het zoeken naar de juiste verhoudingen en de juiste volgorde. Het blijft een gok, je probeert te voorspellen hoe de taart eruit gaat komen en tot die tijd knoei je misschien maar wat aan met alle tools die je voor handen hebt. Je doet je best, wacht het resultaat af en er is een kans dat je het opnieuw moet proberen. Misschien omdat het compleet mislukt is en de hele taart is ingestort, misschien omdat het gewoon beter kan, maar misschien omdat het heel lekker was en je dit wilt blijven eten. Er is een kans op falen en een kans op succes, maar je zult hoe dan ook steeds opnieuw de keuken in moeten. Opnieuw blijven bakken en je leven steeds opnieuw smaak blijven geven.
Uren stond ik in de keuken. Niet omdat ik zo’n keukenprinses was, maar omdat ik geobsedeerd was door eten en mij daar de hele tijd mee bezig wilde houden. Ik bakte cakejes, taarten, muffins. Voor iedereen behalve voor mijzelf. Ik wilde mij omringen met eten, met ingrediënten, zonder dat ik wist hoe ik daar mee om moest gaan. Het resulteerde erin dat ik alles weg gaf of ik dat ik alles al op had voor iemand het kon zien. Het bakken stond eigenlijk direct in verbinding met mijn eetstoornis, in ieder geval met de eetgestoorde relatie die ik had met eten. Ik dwong mijzelf een recept te volgen. Het gaf mij rust om met het eten bezig te zijn, om ermee te spelen. Terwijl het tegelijkertijd kon zorgen voor een hoop stress en paniek.
Later, toen ik middenin mijn herstel zat, vervulde het bakken een nieuwe rol. Ik begon er opnieuw aan, ik had weer zin om te bakken. Ik moest onderzoeken of dit nu vanuit mijn gezonde kant kwam en het misschien op een gezonde manier kon bijdragen aan mijn herstel. Opnieuw de keuken in, opnieuw spelen met ingrediënten die ik anders niet aan durfde te raken. Mijn angst, het eten, recht in de ogen aankijken en er als het ware de dialoog mee aangaan. Als ik niet bewoog, kwam er geen taartje, dus ik moest mij verhouden tot iets wat ik het liefst vermeed. Het bakken stond symbool voor de periode die ik doormaakte: de keuken was een puinhoop, ik wist halverwege niet meer precies waar ik mee bezig was, maar ik had wel alle motivatie om er uiteindelijk een lekker taartje van te maken. Alle ingrediënten die nodig zijn, gooi ik bij elkaar. Chocola bijvoorbeeld! Daar hou ik van en ik wil echt geen taart zonder chocola. Zout is ook nodig, ik hou er niet zo van, maar het is nodig voor de smaak.
Het taartje was mijn leven. Het hoeft niet perfect, als ik er maar van kan genieten. Ik wil niet leven zonder chocola, ik wil niet leven zonder smaak. Ik zal met ingrediënten moeten spelen, misschien consessies moeten doen, om daar het beste taartje voor mij uit te krijgen. In ieder geval het beste taartje voor die dag. Het best haalbare taartje voor mij op dat moment, met wat ik op dat moment in huis heb.
Het bakken, zonder enig talent, dwong mij om creatief te zijn. Het dwong mij om fouten te maken en ‘gewoon iets te proberen’. Iets wat ik altijd vermeed, want ik wilde alles perfect doen. Bakken kan eigenlijk niet perfect, zeker niet als het voor de eerste keer doet. Je begint aan iets met een einddoel in je hoofd, maar gaandeweg gebeuren er allerlei onvoorziene dingen en gaat er van alles mis. De oven staat te warm, het pak bloem scheurde te ver open, er zit een stukje schil in mijn ei-mengsel, ondertussen vergeten een wekker te zetten. Allemaal dingen waar je vervolgens, op gevoel, op in moet spelen. Want als het niet gaat zoals gepland is het dan meteen fout? Als het niet gaat zoals het recept je voorschrijft, is het dan meteen verpest of gedoemd te mislukken? Misschien niet. Misschien wordt het niet zoals op het plaatje, maar dat betekent niet dat het minder lekker hoeft te worden.
Spelen met ingrediënten, het was nodig om die angst minder te laten worden. Suiker, boter, room, chocola, caramel. Alleen al door er iets mee te moeten doen, werd het normaler om in huis te hebben. Het zijn ingrediënten die erbij horen, bij mijn baksel en bij het leven. Het geeft smaak, het geeft een goed gevoel. En nee, het moet niet, ik kan deze dingen makkelijk uitsluiten en mij er mijn hele leven omheen bewegen, maar wil ik dat? Wil ik dingen vermijden? Echte smaak vermijden? Het echte leven vermijden? Nee, ik wil leven en ik wil alles proeven wat daarbij hoort. Ik gun mijzelf alle smaken die het leven te bieden heeft en ik bak alles net zo lang opnieuw tot ik er een weg in gevonden heb.
Ergens bood het bakken mij een veilige omgeving om opnieuw en op een gezonde manier hier mee om te leren gaan. Ik had de controle en het mocht op mijn tempo. Elkaar opnieuw leren kennen en het vertrouwen terugwinnen. Wat gebeurd er als mijn koelkast vol ligt met deze ingrediënten? Wat gebeurt er als de appeltaartgeur het huis vult? Waarschijnlijk helemaal niets, in ieder geval niet waar ik al die tijd zo bang voor was. En als er wel iets gebeurd, in mijn hoofd, dan zal ik dat overleven en zal ik dat in mijn veilige omgeving een plekje moeten geven. Ik ben er nu toch, de taart is er nu toch, laten we er voor gaan. Laten we er samen een weg in vinden.
Niet alleen herstellen is als bakken. Eigenlijk is het hele leven als bakken. Je hebt iets in je hoofd, wilt ergens aan beginnen en vervolgens doe je allemaal maar wat. De een gaat heel systematisch en georganiseerd te werk, de ander totaal niet, maar iedereen zal voor verassingen komen te staan en iedereen zal daar mee om moeten leren gaan. In de keuken en ver daar buiten. Uiteindelijk is het misschien een veldslag, ligt de vloer bezaaid met bloem en druipt de honing van het aanrechtblad, maar staat er één dapper bakkertje nog overeind. Dat dappere bakkertje, dat ben jij!
Fotografie: element5-digital
Geef een reactie