Toen ik begon met het schrijven van dit blog vroeg ik me af wat eigenlijk een metafoor is, ik gebruik het woord maar wist niet eens of ik het goed gebruikte. Metafoor, in het woordenboek verwoord als een ‘beeldspraak gebaseerd op een vergelijking, waarop een woord/ zin/ verhaal in een niet letterlijke betekenis wordt gebruikt’. In het herstel van mijn eetstoornis hebben metaforen mij erg geholpen om bepaalde situaties te overzien door ze in een ander perspectief te plaatsen. Ik kon er als het ware met een helikoptertje boven hangen en de situatie beoordelen met mijn ‘gezonde ik’.
Ik heb voor jullie mijn zes belangrijkste metaforen in herstel op een rijtje gezet.
1. Een auto heeft ook benzine nodig om te rijden.
Toen mijn vader deze vergelijking voor het eerste gebruikte vond ik het onzin, ik was toch geen auto? En bovendien, een auto stopt met rijden als de benzine op is, ik kon nog alles. Toch heeft dit zinnetje me heel erg geholpen op bepaalde momenten waarbij ik het moeilijk vond om te eten. Want op een gegeven moment heb ik er zelf nog wat aan toegevoegd, wanneer de benzine op is moet je naar het tankstation gaan lopen en dat kan wel eens een hele lange weg zijn. Dus eigenlijk zijn wij net auto’s, en hebben wij benzine nodig. Als ik het dan moeilijk had kon ik daaraan denken, want immers, ik geef mijn auto toch ook benzine dus waarom verdien ik dat niet?
2. Als een hardloper een blessure heeft stopt deze ook met hardlopen.
Op een gegeven moment moest ik stoppen met dingen in het dagelijks leven om me te kunnen concentreren op herstel. Dit voelde als falen, dit voelde als nep. Ik had niet het idee dat het zo slecht met mij ging dat ik moest stoppen. Ik kon namelijk mijn eigen situatie niet inschatten. Toen zei een vriendin tegen mij, kijk, als een hardloper een blessure heeft stopt deze toch ook met hardlopen. Dan gaat hij eerst herstellen en pakt hij dan de draad weer op. Want als je doorloopt met bijvoorbeeld een kapotte knie, dan wordt deze alleen maar erger. Dit kon ik toen toepassen in allerlei situaties. Ik wilde niet stoppen met sporten, maar het was wel beter. Ditzelfde geldt voor school, op moment dat je ziek bent, ga je ook niet naar school. Eigenlijk gaat het telkens om de vraag, is dit goed voor mij? En vind ik dit goed of vindt mijn eetstoornis dit goed?
3. Als luchtbellen in de modder van een grote rivier
Toen ik opgenomen werd, stond ik aan het begin van een lange weg, dit besefte ik me goed. Alleen ik was bang dat ik dat besef kwijt zou raken wanneer het moeilijk zou worden en dat ik dan niet meer wist waarvoor ik het deed. Naast het eindeloos opschrijven van al mijn motivaties bedacht ik mezelf ook in een soort verhaal, zodat ik kon zien waar ik stond in mijn herstel. Zo kon ik het vanaf boven overzien.
In het begin van mijn opname zat ik onder in een rivier, in een bubbel, een bubbel diep in de modder op de bodem van de rivier. De lucht in de bubbel werd steeds minder en als ik zo door zou gaan, zou ik stikken. Ik moest dus naar boven. Maar om naar boven te kunnen moest ik eerst door de modder, en als ik die modder voorbij was, was ik in het heldere water, maar kon ik nog niet ademhalen. Ik zag dan wel de lucht. Het naar ademhappen van lucht, het bovenwater zijn, stond voor mij voor genezen zijn. En zo ging ik mijn opname door, als ik het moeilijk had, hield ik mezelf voor dat ik in de modder zat en het beter zou worden wanneer ik in helder water zou zijn. Toen ik de laatste stukjes van mijn eetstoornis aan het oplossen was, was ik dus in dat heldere water en zag ik de lucht. Ik mocht af en toe even naar adem happen en dat voelde heerlijk. Ik ben blij dat ik nu als een vogel vlieg boven die rivier die ik in mijn herstel zo hard aan het doorploegen was.
4. Na regen komt zonneschijn.
Ook dit hele bekende gezegde: na regen komt zonneschijn heeft mij geholpen. Iedereen kent het, maar het kan op sommige momenten heel helpend zijn om er even aan te denken. Om bij wijze van spreken een plaatje boven je bed te hangen. Want naar voelen, rot voelen is geen eeuwig gevoel. Ook na deze bui komt de zon weer achter de wolken vandaan. En zo kon ik mijn moeilijke momenten beter doorkomen.
5. Mensen zijn net treinen.
Iedereen heeft zijn eigen spoor waar hij op rijdt en dat spoor gaat ergens naartoe. Dat spoor volgt je leven. In het begin zijn er stationnetjes als de peuterspeelzaal en de basisschool. Later in je leven misschien kinderen krijgen of trouwen. Op het moment dat je ziek wordt, bijvoorbeeld een eetstoornis, dan word je op een zijspoor gezet. Je ziet je vrienden in hun treinen voorbij reizen en met een beetje geluk kun je elkaar ontmoeten op een station, maar jouw trein gaat niet naar kinderen krijgen of naar gelukkig worden. Het treintje gaat steeds verder weg van je vrienden, van je omgeving. Zo leerde ik inzien dat waar ik mee bezig was mij niet naar mijn doel zou leiden maar alleen maar van mijn doel af. Dit voelde als een grote motivatie om weer op het goede ‘spoor’ te komen.
6. Op ieder slot past een andere sleutel.
Sommige mensen hebben veel aan situaties die ze omzetten in andere situaties. Andere minder, en zo heeft iedereen zijn eigen weg naar herstel. Dit is mijn laatste metafoor, op ieder slot past een andere sleutel. De een is anders dan de ander, en dat betekent ook dat de een iets anders nodig heeft dan de ander om te herstellen. Blijf zoeken naar jouw sleutel, ook al lijkt deze onvindbaar. Want ook voor jou is deze sleutel er.
Geef een reactie