Het is 2004 als ik in de vijfde klas van het VWO zit. Hoe ik daar gekomen ben is me een raadsel, want het is onmogelijk dat ik net zo slim ben als mijn klasgenoten. Mijn mentor snapt helemaal niets van mijn onzekerheid. “Waarom geef jij jezelf maar twintig procent kans dat je een diploma haalt? Je bent een prima leerling.” Weet hij veel dat ik iedere dag alleen maar doe alsof ik het kan. Weet hij veel dat het een kwestie van tijd is voordat ik dit toneelstuk niet meer volhoud en door de mand zal vallen. Weet hij veel dat ik binnenkort weggestuurd ga worden omdat ik eigenlijk helemaal niet op het VWO hoor te zitten.
Flash forward. Het is 2012 als ik mijn studie afrond. Voor mijn scriptie krijg ik een mooi cijfer en een eindeloze reeks complimenten van mijn begeleider. Ik kan me niet voorstellen dat hij die meent. Of misschien meent hij die wel. Maar wanneer zou hij dan ontdekken dat hij een fout heeft gemaakt door mijn scriptie met die van iemand anders te verwarren? Ik vind het doodeng om afgestudeerd te zijn. Nu moet ik in de praktijk gaan bewijzen dat ik de kennis en kunde bezit die na mijn afstuderen van mij verwacht worden. Maar die heb ik toch niet?
Fotografie: Freelyhaylee
Het bovenstaande gaat niet over valse bescheidenheid. Met mijn voorbeelden wil ik niet de indruk wekken dat ik mezelf indek door van tevoren een slecht resultaat te verwachten, in de hoop dat ik dan achteraf ongelijk zal hebben en het toch mee zal vallen. Deze blog gaat over een veel ingrijpender onderwerp: een psychisch “fenomeen”. Een fenomeen? Ja. Het is namelijk geen officieel erkende (psychische) stoornis. In het DSM IV komt dit beeld niet voor. Toch is het allesbehalve zeldzaam. Naar schatting heeft een groot deel van de bevolking, en dan met name vrouwen, er in meer of mindere mate last van. Dit geldt voor mij, maar ik vermoed dat dit probleem evengoed speelt bij bijna iedereen die een eetstoornis(verleden) heeft, of die kampt met een slecht zelfbeeld en onzekerheden. Het fenomeen waar ik het over heb wordt oorspronkelijk in het Engels aangeduid als het “imposter syndrome” – in het Nederlands spreken we over het “bedriegerssyndroom”.
De benaming bedriegerssyndroom verklaart in feite al waar het om gaat. Wie aan dit syndroom lijdt heeft continue het gevoel de boel te besodemieteren. Mensen in de omgeving te misleiden. Een façade op te werpen. Niet bewust of met kwade bedoelingen. Juist niet. Het gevoel van misleiding komt voort uit een diepgewortelde onzekerheid. Je gelooft niet dat je de kwaliteiten die jou toegedicht worden ook echt bezit, terwijl anderen dat wel geloven. Gevoelsmatig levert dat natuurlijk een bizarre situatie op. Want hoe kunnen de werkelijkheid (jouw overtuiging dat je bepaalde capaciteiten mist) en de werkelijkheid (een ander gelooft wel in de in jouw ogen ontbrekende capaciteiten) nu niet met elkaar overeenkomen? Als dat zo is, dan klopt één van de twee “werkelijkheden” niet.
De verklaring: je neemt dus een ander in de maling door het zo te doen voorkomen alsof je de missende capaciteiten wél bezit. En dat maakt je tot een regelrechte bedrieger. Overigens hoef je je niet steeds een bedrieger te voelen om last van een bedriegerssyndroom te hebben. Ook een voortdurend knagend gevoel wanneer er iets goed gaat kan hieronder vallen. Heb je bij een hoog proefwerkcijfer vaak gedacht: “die negen ben ik niet waard?” Of bij een goede stagebeoordeling: “zo goed ben ik echt heus niet, hoor.” Of bij een mooi compliment: “dat valt allemaal heel erg mee, het stelt niets voor?” dan is er zeker kans dat je last hebt van symptomen van het bedriegerssyndroom.
Het bedriegerssyndroom kan verschillende oorzaken hebben, zoals perfectionisme, de druk die er vanuit je ouders of omgeving op je wordt gelegd om te presteren, de grote waarde die door anderen (en misschien ook wel jijzelf) aan prestaties wordt gehecht en – waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak – je eigen onzekerheid.
Het probleem van het bedriegerssyndroom is eigenlijk vrij eenvoudig te benoemen: het zelfbeeld van de ‘bedrieger’ komt niet overeen met de realiteit, en het beeld dat andere mensen van hem of haar hebben. Zelfs objectieve bewijzen van het eigen kunnen, zoals een hoog cijfer, een diploma of een goede beoordeling, zijn onvoldoende om het zelfbeeld te verbeteren of te veranderen.
Dit soort dingen, of andere goede prestaties, worden dan ook vaak afgeschoven op toeval, geluk, timing, andere personen of een gunstige situatie.
Andersom is dit trouwens vaak niet zo: wanneer er iets níet goed gaat is het wel een kwestie van eigen schuld en eigen falen. De angst om betrapt te worden heeft vaak tot gevolg dat iemand die zich een bedrieger voelt uit alle macht zal proberen een (in de eigen optiek) eerlijker en genuanceerder beeld van zichzelf neer te zetten, zodat hem of haar geen misleiding valt te verwijten. Maar vanwege het onrealistische zelfbeeld heeft dit meestal als gevolg dat diegene zichzelf ernstig onderschat en naar beneden haalt (vaak tot verbazing van de omgeving; ik herinner me het stomverbaasde gezicht van mijn mentor nog steeds bij de woorden “twintig procent”.)
Het bedriegerssyndroom kan daarom ook erg belemmerend werken, niet alleen voor je eigen gevoel, maar ook in contacten met andere mensen. Ook kan het tot gevolg hebben dat je gaat “overpresteren”. In milde mate hoeft hier niets mis mee te zijn, maar dit presteren kan ook serieuze problemen opleveren: een burn-out, depressieve stemming en (faal)angst klachten bijvoorbeeld.
Wie met verschijnselen van een bedriegerssyndroom kampt vindt het vaak lastig daarover te praten. Immers: als je zo bang bent om als ‘bedrieger’ ontmaskerd te worden zul je jezelf niet gauw ‘aangeven’. Toch is het belangrijk om er wel over te praten en er niet in je eentje mee rond te blijven lopen, want één ding durf ik je honderd procent te garanderen: je bent beslist niet de enige!
Herken je iets in deze blog?
Voel jij je af en toe ook wel eens een ‘bedrieger’?
Geef een reactie