In de kleedkamers op judo werd gepraat over crash-diëten, jezelf uithongeren en je vinger in je keel steken om op gewicht te zijn voor de wedstrijden. Er werd gepraat over elke vetrol die ‘te veel was’ en elke kilo die er ‘nog wel af kon’. Ik dacht dat het normaal was. Ik dacht dat iedereen zo dacht.
Al vanaf dat ik zes jaar oud was moest ik op de weegschaal. In het begin wist ik nog helemaal niks van calorieën of gewicht, maar ik was een gevoelig en slim kind. Ik had al gauw in de gaten dat er iets was met gewicht. Ik probeerde de volwassenen die mij wogen te analyseren. Ik keek naar hun blik, hun houding en de manier waarop ze ‘oké’ zeiden als ze mijn gewicht hadden gezien. Ik probeerde hieruit af te leiden wat ze van mijn gewicht vonden en wat ze van mij verwachtten. Ik wilde het namelijk, net als andere kinderen, heel graag goed doen en waardering krijgen.
Maren is sinds 2022 gastblogger voor Proud2Bme. Ze schrijft over haar eigen ervaring met anorexia nervosa en hoe traumatisch dit voor haar is geweest, evenals haar ervaringen in de judowereld. Wil je al haar blogs rustig bekijken? Je vindt ze via de tag ‘Maren Blogt‘.
Mijn oppas was altijd aan het afvallen en vertelde mij hier als klein meisje al over. Daarnaast konden mensen in mijn omgeving nare opmerkingen maken over eten en gewicht en tegelijkertijd werd ik ‘gecontroleerd’ op de weegschaal op judo. Zo zijn het basisschema en de kern-overtuigingen ontstaan die al snel mijn leven zouden domineren: als ik toegeef aan de drang om te eten ben ik zwak, als ik aankom heb ik geen discipline en controle, als ik dik ben dan ben ik niks waard.
Later toen ik bij de selectie ging judoën, werd de druk op het wegen door de coaches nog groter. Want elke donderdagavond was het weer zover. In de kleedkamer trok ik mijn judopak aan, wetende dat ik het vijf minuten later weer uit kon trekken. Dan liep ik naar de gang voor de judozaal, waar de weegschaal aan de rechterkant stond, met een stang erbovenop en een display met het getal. Zodat je in full HD kon zien hoeveel je wel niet woog. En iedereen kon meegenieten. De hele gang kon jouw kant op kijken en ook zien hoe zwaar jij was. En als je dan zag dat je te zwaar was voor je gewichtsklasse – dat je geen discipline had en het had verpest – dan mocht je dat opschrijven op de lijst ernaast. Zodat iedereen kon zien wat voor een zware, luie vreetzak je was.
Als kers op de taart werd je aan het begin van de les naar voren geroepen om te praten met de coach hoe je het ging oplossen: of je jezelf ging uithongeren, of dat je het liet gaan. Ze gaven je een keus, maar slechts één antwoord was het juiste. Hoe lager je gewicht tenslotte, hoe minder deelnemers en dus hoe meer kans je maakte om te winnen. Dat vonden de coaches belangrijker dan onze gezondheid, maar we waren pas dertien jaar. De hele groep wist dan op dat moment wie er deze week te veel gegeten hadden: wie er zogenaamd geen discipline en controle hadden. Ik was dag en nacht bezig om mijn gewicht te controleren, om te zorgen dat mij dit niet zou overkomen. Ik wilde het zo graag goed doen. Helaas lukte mij dit vrij goed, waardoor ik minder last had van de coaches. Maar daar kreeg ik wel anorexia voor terug. Ik kreeg last van haaruitval, ik viel flauw, had het altijd intens koud en ik kreeg een groeistop. Ik was een kind dat had moeten groeien, maar door de judowereld durfde ik dat niet meer.
Op de wedstrijden moest je ook wegen waar iedereen bij stond. De spanning die hierop stond was enorm groot. Toen we ouder waren kon je niet meer omgeboekt worden naar een andere gewichtsklasse op de wedstrijddag zelf. Als je te zwaar was, kon je dus niet meer meedoen. Je mocht wel nog een tweede keer wegen. Dit betekende dat je in een vuilniszak rondjes mocht gaan lopen op de judomat midden in de zaal die omringd was met publiek, om vocht te verliezen. Iedereen kon dan kijken naar je en wist dat je te zwaar was. Ik schaamde me enorm en ik voelde me zo bekeken en veroordeeld.
Als je – ondanks het rennen in een vuilniszak – alsnog te zwaar was, dan waren de coaches teleurgesteld. Ze zeiden dan dat we niet genoeg ons best hadden gedaan, dat we stom waren geweest door naar een feestje te gaan en dat we hun tijd hadden verspild. Je had complete controle over wat je in je mond stopte volgens hen en over je gewicht dus ook. Als je je gewicht niet onder controle kon houden dan had je gewoon niet genoeg je best gedaan of dan wilde je het gewoon niet graag genoeg. Dat was wat zij ons leerden, maar we waren nog zo jong.
We hebben het hier over kinderen die we op de weegschaal zetten en stimuleren om af te vallen. Kinderen in een wereld die hen al vertelt dat aankomen slecht is en dat de drang om te eten iets is om onder controle te houden. We hebben het over kinderen die moeten groeien en die nog niet goed begrijpen wat er gebeurt. Over kinderen die het nog niet kunnen relativeren en nog geen ander referentiekader hebben waardoor ze niet snappen dat het niet allemaal hun schuld of tekortkoming is.
Ik was een hoogsenstief meisje dat alles graag goed wilde doen. Ik leefde jarenlang in een situatie waarin ik het gevoel had dat het belangrijkste was dat ik constant mijn gewicht onder controle had en dat het zo laag mogelijk moest zijn. Tegelijkertijd vocht mijn lichaam terug, want mijn lichaam wilde groeien en volwassen worden. Het was een eindeloze, constante strijd, waar ik angstvallig controle op probeerde te houden. Maar dat lukte niet altijd. Op de momenten dat het goed lukte, werd ik zo dun dat ik er lichamelijk bijna aan onderdoor ging. Op de momenten dat ik het niet ‘perfect’ deed, was ik er lichamelijk iets beter aan toe, maar ging ik er mentaal aan onderdoor. Ik voelde me zwak omdat ik geen discipline had, te veel at en te veel woog.
Ik wilde het zo graag goed doen, maar dat kon voor mijn gevoel niet. Het was een stukje veiligheid en vrijheid dat de judowereld door het wegen van mij afpakte, omdat ik me constant onderdrukt voelde. Ik voelde me jarenlang een machteloos klein meisje tegenover volwassenen die mij dwongen dingen te doen die ik niet wilde. Ik leefde constant in de angst dat als ik at, dat ik aan zou komen en dat als ik aan zou komen, dat ik mensen teleur zou stellen of niks meer waard zou zijn. Dit gevoel is ook toen judo stopte niet meer weggegaan.
Sinds ik EMDR-therapie en exposure-therapie heb gehad, waarbij ik ook weer op de weegschaal moest gaan staan, heb ik mijn extreme angst voor wegen voor een groot deel los kunnen laten. Ik besefte door de therapie dat ik niet een waardeloos kind was dat alles verkeerd deed, maar dat anderen mij me zo hebben laten voelen. Ik was het slachtoffer, niet de dader. Ik realiseerde me dat ik allang uit de situatie was, maar nog steeds reageerde alsof ik nog op judo zat en ik me nog steeds bedreigd moest voelen door de weegschaal. Sindsdien weeg ik ook niet meer bij mijn eetstoornispsycholoog. Ik ben in behandeling gegaan voor de schade die het wegen bij judo heeft aangericht en vervolgens word ik weer gewogen: is er weer een volwassene die mij dwingt om op de weegschaal te staan en bepaalt wanneer mijn gewicht goed is. Ook al zijn de maatstaven nu gezonder, voor mij voelt het hetzelfde. Ik hoef niet op de weegschaal te staan als ik dat niet wil. Ik ben niet meer een machteloos, klein meisje dat zich gedwongen voelt om op de weegschaal te staan en haar gewicht onder controle te houden voor volwassenen. Nu bepaal ik zelf wat goed is. Nu mag ik nee zeggen.
Jonge kinderen horen zich niet bewust te zijn van calorieën en gewicht. Jonge kinderen (maar ook volwassenen) horen niet de druk te voelen om hun vinger in hun keel te steken of te gaan slapen met drie lagen kleding aan om vocht te verliezen zodat ze op gewicht zijn met de wedstrijd. Die horen lekker te sporten, te leren en te spelen. De judosport ga ik niet veranderen, maar ik hoop dat coaches, ouders en sporters dit lezen, zodat er meer bewustzijn en begeleiding kan komen. En ik hoop ook dat in plaats van over crash-diëten te praten, het gesprek in de kleedkamer en tussen coach en sporter meer zal gaan over de druk op prestatie en gewicht en hoe we elkaar kunnen helpen daar gezonder mee om te gaan.
“Jullie hoorden onze prestatie niet boven onze gezondheid te zetten. Wij hoorden niet al zo jong op calorieen te letten. Jullie waren de volwassenen, jullie hadden beter moeten weten dan onze prestatie met getallen te meten.”
Geef een reactie