Het is een vraag die wij allemaal vaak aan ons zelf stellen: hoe kom ik van mijn eetstoornis af? Er is geen medicijn dat ons kan helpen. Er is geen eensluidend antwoord. Iedere eetstoornis ziet er anders uit en ieder mens is ook weer anders.
Op mijn bureau staat een foto van twee van mijn kleinkinderen, een tweeling, meisjes. Ze hebben elkaar innig omarmd en kijken blij en vrolijk de lens is. Deze foto, hoe raar het ook klinkt, geeft een beeld van hoe ik nu tegen mijn eetprobleem aankijk. Ik heb mijn eetprobleem namelijk leren omarmen. Misschien niet innig. Sinds de omarming van mijn eetprobleem ben ik anders tegen mezelf gaan aankijken. Jarenlang ben ik bezig geweest om het probleem ver van me af te schuiven, van me af te stoten. Ik stopte het weg, ik ontkende het. Er waren dagen dat ik alleen maar aan het vechten was. Altijd verloor ik de strijd. Het was een doodlopende weg! Was er wel een andere weg?
Elisabeth Riphagen is moeder, schrijfster en sinds 2022 gastblogger bij Proud2Bme. Ze schrijft over haar ervaringen met een langdurige en verborgen eetstoornis en met ongeneeslijk ziek zijn. Over de lessen die ze heeft geleerd en wat ze jou daarvan wil meegeven. Regelmatig verschijnen er blogs van haar op Proud2Bme. Wil je meer van haar lezen? Dat kan via de tag ‘Elisabeth blogt‘. Haar voorstelblog, in de vorm van een interview, vind je hier.
Sinds ik de eetstoornis omarm is deze een deel van mij geworden. Ik leerde met de eetstoornis in gesprek te gaan. Velen van ons hebben het probleem een naam gegeven: Sophie, Dora, Linda etc. Dat heb ik zelf niet gedaan. Toen ik accepteerde dat het een deel van mij was geworden, leerde ik heel voorzichtig naar de eetstoornis te kijken. De eerste consequentie was dat ik zelf verantwoordelijk was voor het probleem. Ik ontdekte dat er veel vastgeroeste denkstructuren en onderliggende gevoelssystemen in mij lagen opgestapeld. Bijvoorbeeld de gedachte: ik ben waardeloos, ik voldoe niet aan de verwachtingen van anderen. En omdat ik niet voldoe, moet ik mezelf wel troosten met eten of niet eten. Een ander voorbeeld is dat als ik iets stoms gedaan had ik mijzelf moest verdoven met eten of niet eten. Altijd greep ik weer naar controle en veiligheid. Het was een soort automatisme geworden.
Door de vragen die ik aan mezelf stelde, werden het vaste patroon en het verkeerde denksysteem langzaam doorbroken. Ik stelde mezelf vragen zoals: is het echt zo dat ik de eetstoornis nodig heb om iemand te zijn? Kan ik niet zonder eetstoornis leven? Wie ben ik eigenlijk? In dit proces moest ik erachter komen dat ik niet ziek was. Maar dat het de onveiligheid en de eenzaamheid waren die mij in de armen van een eetstoornis hadden gedreven. Het was een lang en diepgaand proces.
Samen met anderen lukte het. Je hebt echt anderen nodig om naar jezelf te kunnen kijken. Maar wat was de sleutel om van mijn eetstoornis af te komen? Hoe kon het zijn dat door de eetstoornis te omarmen het probleem steeds kleiner en diffuser werd? Door het probleem in de ogen te zien zag ik hoe streng ik voor mezelf was. Ik leerde niet meer zo streng te zijn. Ik gaf toe aan verlangens. Ik zocht verbinding met anderen en legde mij niet meer toe op presteren, maar veel meer op genieten. Bij alles wat ik ondernam, vroeg ik mijzelf af of ik ervan kon genieten. Ook ging ik dingen doen waar ik al jaren naar verlangde. Bijvoorbeeld naar een schoonheidsspecialiste gaan, of me laten masseren. Ik leerde over mijn eigen schaduw heen te springen en hoefde niet langer te slagen, maar mocht ook kwetsbaar zijn.
Ik keek vaak naar de foto en dacht: misschien kan ik de eetstoornis zien als iets wat ik op den duur niet meer nodig heb. Ik hoopte dat het in de omarming zou lukken. Het zal lukken en het lukte! Ook bij jou zullen er mensen zijn die van je houden, die jou met je anorexia niet afwijzen, wat er ook gebeurt. Als dat zo is dan heb je een grote kans dat het jou lukt. Het is mij ook gelukt. En nog moet ik alert zijn en blijven, want een terugval ligt altijd op de loer.
Elisabeth
Geef een reactie