Dat eten belangrijk is weten we allemaal, maar een dak boven je hoofd behoort natuurlijk ook tot de prioriteiten, en niet zomaar een dak, maar een fijn dak, een stevig dak, een veilig dak waaronder jij jezelf kunt zijn. Jouw plek waar jij je vrij voelt, waar je lekker gek kunt doen, waar je je terug kunt trekken of het juist samen met anderen gezellig kunt hebben. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. Toch … ?
Helaas is dit niet vanzelfsprekend. Niet iedereen groeit op in een liefdevol gezin of heeft alles goed voor elkaar wanneer hij of zij het ouderlijk huis verlaat. Sommige mensen leven op straat. Anderen hebben wel een huis, maar leven er in omstandigheden die niet prettig zijn. Geweld, agressie, mishandeling, misbruik, vereenzaming, armoede of puin. Een huis is niet altijd een thuis …
Toen ik klein was, voelde ik me lang niet altijd gelukkig thuis. Zodra mijn vader terug was gekomen van zijn werk, sloegen de angst en de spanning toe. Ik was bang dat hij weer boos op mij zou worden en mij zou slaan, soms zonder dat ik wist wat ik in zijn ogen verkeerd had gedaan. Ik trok me terug in mijn slaapkamer waar ik graag tekende en knutselde, boeken las, verhalen schreef of fantaseerde over een ander thuis. Een huis waar een warme sfeer heerste, waar ik me fijn, veilig en vrij kon voelen en waar ik onbezorgd mijzelf kon zijn. Ik liep op eieren als mijn vader thuis was en ik werd een heel stil meisje, waardoor de ware ik verborgen bleef.
In de loop der jaren heb ik nagedacht over verschillende manieren om te wonen. In een prachtige villa, net als Pippi Langkous en haar dieren, of in een houten huisje in het bos, grenzend aan het water. Knus op een woonboot, ergens in een stad, of toch liever in een caravan, rondtrekkend door het land. Mooie dromen, maar in plaats daarvan werd het een flatwoning een straat van mijn ouders vandaan, die in een rijtjeshuis wonen.
Ondanks ik graag een eigen woning wilde, vond ik het moeilijk om er mijn plekje van te maken. Door mijn laag zelfbeeld gunde ik het mijzelf niet en liet ik de boel constant verslonzen. Het werd een grote troep, waardoor ik me er nog ongelukkiger ging voelen. Mijn huis weerspiegelde hoe ik mij van binnen voelde: waardeloos en chaotisch. Ik vond het lastig om in mijn huis te zijn. Ik ontvluchtte het voortdurend. In mijn eentje kon ik het niet meer op orde krijgen en samen met mijn moeder en een huishoudelijke hulp, ging ik eraan werken en hield ik het bij.
Na zes jaar begin ik er eindelijk mijn plekje van te maken. Stapsgewijs. Onlangs heb ik samen met mijn moeder de muren geverfd in kleuren die ik mooi vind, ik heb gordijnen opgehangen met een rozenprint, ik heb een lampenkap vervangen, ik brand vaak kaarsen om het wat gezelliger te maken en ik krijg binnenkort nieuwe meubelstukken (nou ja, tweedehands). Nog steeds vind ik het moeilijk om het mijzelf te gunnen en ik breng nog veel tijd in het ouderlijk huis door, maar ik ben op weg. Mijn huis is nog niet mijn thuis. Nu is het mijn ‘thus’. Iets ertussenin ;-).
Heb jij een fijn (t)huis, en wat is jouw droomhuis?
Geef een reactie