In mijn vorige blog vertelde ik over mijn spiegel. Ik begon een beetje te begrijpen waarom mensen mij wel aardig vonden. Ik hoefde mij niet langer te verstoppen. Toch is er altijd nog dat vervelende stemmetje dat mij zegt dat het een leugen is. Wat zit dat diep!
Ik betrapte mezelf op dat stemmetje toen mijn praktijkbegeleider me vroeg of ik voor een onbepaalde tijd een groep wilde leiden. Er was in zijn praktijk een groepsleidster weggevallen door ziekte. Hij vond mij de aangewezen persoon. Ik stond voor de grote vraag of ik zou zeggen dat ik aan een eetstoornis leed. Niemand op de werkvloer wist van mijn eetstoornis. Kon ik mensen met psychisch leed begeleiden, terwijl ik zelf ook aan een psychisch trauma leed? Was ik daar wel toe in staat? De praktijkbegeleider die mij er voor vroeg deed dit met oprechte eerlijkheid. Zou ik de anorexia verzwijgen? Zeker weten dat hij mij afwees. Maar ik wilde zo graag voor haar invallen. Het leek mij echt te gek.
Elisabeth Riphagen is moeder, schrijfster en sinds 2022 gastblogger bij Proud2Bme. Ze schrijft over haar ervaringen met een langdurige en verborgen eetstoornis en met ongeneeslijk ziek zijn. Over de lessen die ze heeft geleerd en wat ze jou daarvan wil meegeven. Regelmatig verschijnen er blogs van haar op Proud2Bme. Wil je meer van haar lezen? Dat kan via de tag ‘Elisabeth blogt‘. Haar voorstelblog, in de vorm van een interview, vind je hier.
Na lang nadenken besloot ik eerlijk te zijn. Ik zei: “Ik vind het moeilijk om het te zeggen, maar ik lijd aan een eetstoornis.” Tot mijn grote verbazing gaf hij mij een antwoord dat het begin werd van het einde van mijn lange eetstoornis. Hij antwoordde: “Wat moet ik met die kennis?” Ik keek hem niet begrijpend aan.
“Ik heb geen gebroken been, maar anorexia”, zei ik nogmaals. “Kun je dan geen groep leiden?”, vroeg hij. “Ik weet het niet”, antwoordde ik. “Ga aan het werk, laat je hart en je deskundigheid spreken en geloof dat je het kunt”, zei mijn coach.
Ik kwam thuis en was verbijsterd. Deze man geloofde in mijn kwaliteiten en liet zich niet leiden door mijn ziekte. Ik besloot om geen slachtoffer te zijn en mijn kwaliteiten in de groep te laten zien. Het ging geweldig en ik merkte dat de anorexia er niet tussen zat. Ik stond bekend als een goede gesprekleidster en de mensen kwamen graag naar mijn groep. Het ging zo goed dat ik zelfs door de jaren heen vijf groepen leidde. En mijn coacher? Wat dacht je? Hij is nooit meer teruggekomen op mijn anorexia. Hij heeft er zelfs nooit naar gevraagd.
Het moment dat ik groepen begon te leiden werd ook het moment dat de anorexia langzaam naar de achtergrond schoof. Toen ik op een moment tegen één van de deelnemers uitsprak dat ze haar verdriet mocht omarmen, ging er bij mij ook een lichtje branden. Als dit bij haar helpt met verdriet, dan moet het mij ook helpen met anorexia. Het klinkt misschien gek, maar zoals ik voor de spiegel stond en tegen mezelf zei dat ik de moeite waard was, zo omarmde ik de anorexia en zei: “Jij mag er zijn, ik ga niet meer met je vechten. Kom maar, ik heb zolang met jou gevochten, nu mag je tot rust komen.”
Er gebeurde toen iets vreemds. Ik begon te begrijpen dat anorexia niet paste in mijn leven. Dat als ik ‘Ik ben’ zei, ik helemaal geen vijand nodig had. Langzaam kwam de anorexia tot rust in mij. Het keerde om van een vijand naar een vriend.
Het aparte was dat mensen om mij heen deze nieuwe ontdekking voelden en zagen. Dat gaf mij de motivatie om iedere dag een paar keer tegen mezelf ‘Ik ben’ te zeggen. Het onontdekte zit in mezelf. Ik zal blijven staan voor wie ik ben, want ik ben een draagster van het licht. Dit was het begin van een nieuwe ontdekking. Steeds vaker begon ik tegen mezelf te zeggen: Ik ben. Ik ben de moeite waard. Je bent een leuke vrouw.
Het zaadje ‘Ik ben’ is gezaaid en ik merk dat het van lieverlee een plantje begint te worden.
Geef een reactie