Ik stond bekend als het beschadigde meisje, het probleemkind. Het zorgenkind. Altijd had ik wel iets. Fysiek had ik een slechte start, ik mankeerde continu van alles. Ik had altijd wat. Net voor mijn pubertijd kwam daar ook een eetstoornis bij. Thuis draaide het ineens om mij. Om mij en mijn problemen met eten.
Huilend zat ik aan tafel. Iedereen zat allang voor de tv. Ik hoorde ze lachen vanuit de keuken, het gekraak van de zak paprika chips. Ik moest blijven zitten tot mijn bord leeg was. Mijn boontjes waren ondertussen in zoute tranen gedrenkt. Mijn aardappels waren koud en brokkelden van ellende uit elkaar. Ik prikte met mijn vork in een week boontje en walgde. No way dat ik dit op zou eten. Zachtjes schoof ik mijn stoel naar achter, hopend dat niemand mij zou horen. Ze zouden me toch vast al vergeten zijn. Ik hoorde de bank zuchten: mijn moeder had me gehoord. De spanning, mijn spanning. Het was overal in huis te voelen.
Ik heb altijd iets
Ik kon er niet tegen dat mijn stemming zoveel invloed had op de sfeer in huis. Het is Lonneke weer met haar ‘ik wil geen boontjes meer.’ Ik voelde me een sfeerverzieker, een stemmingsverpester. Ik vond het vreselijk dat mijn eetstoornis zo aanwezig was en zoveel invloed had. Ineens lag die vertrouwde stem te grabbel voor de rest van het gezin. Mijn geheim was ontdekt. Ze konden er niet meer omheen, ik had een probleem. Een probleem dat niet langer mijn probleem was. Een probleem dat gefixt moest en ging worden. Of ik daar nou mee instemde of niet. Lonneke wordt wel weer beter, Lonneke geneest wel.
De klap was dan ook extra pijnlijk toen ik een aantal jaar later in een terugval terecht was gekomen. Weer draaide het om mij en mijn niet-eten. Weer stelde ik iedereen teleur. Weer maakte iedereen zich zorgen. Ik was het meisje van die dronken vader, het meisje van de problemen thuis, het meisje van de eetstoornis. En nu het meisje van de tweede eetstoornis. Naar mijn idee waren anderen er ondertussen wel aan gewend dat ik elke keer iets mankeerde. Ik zat vast in mijn eigen ellende en ik maakte het mijzelf alleen maar zwaarder en moeilijker. In tweëen gescheurd door het verdriet en het schuldgevoel. De pijn van Lonneke tegen de stem van de eetstoornis.
Na mijn eetstoornis
Zelfs toen ik mijn eetstoornis achter mij had gelaten, werd ik achterna gezeten door mijn verleden. De wonden werden zichtbaar, maar ik wilde ze niet verzorgen. Ik wilde ze negeren, laat ze maar bloeden, dat stolt vanzelf wel weer. Als anderen ernaar vroegen voelde ik me weer even terug ziek. Ik gaf ze wat ze wilden horen, maar ook niet meer dan dat. Het meest minimale wat volstond. Ik wilde niet het zieke meisje zijn, niet weer. Ik wilde niet terugvallen in die rol.
Ook al waren mijn wonden niet allemaal direct zichtbaar, ze begonnen op te vallen. Tranen in mijn ogen bij de lezing over verslaving, angst om alleen op straat te lopen. Het verdriet bij het zien van een complete, blije familie in het park. Ik was beschadigd. Anderen begonnen het ook op te merken.
Ik voelde me het zwarte schaap. Waarom deed ik altijd zo moeilijk? Waarom had ik steeds de problemen? Waarom had ik een eetstoornis en mijn zusje niet? Waarom ging het nou gewoon niet eens goed?
De woede naar mijzelf hield dit in stand. Ik kon geen rust vinden, niet met mijzelf en niet met mijn problemen. De eetstoornis was weg, maar Lonneke genas niet. Ik had zo gehoopt dat bij het uitzwaaien van mijn eetstoornis alle andere problemen ook zouden verdwijnen. Dat alles op een magische manier opgelost zou worden. Maar dat gebeurde niet. Ik was klaar met therapie, ik wilde niet nog langer mijzelf uitdagen. Ik was therapie moe. Had genoeg mensen gezien. Ik wilde genezen zijn, alle angsten achter mij laten. Het proces graag even skippen. Dat was helaas geen optie.
Tijdens de EMDR sessies werd het mij pas pijnlijk duidelijk hoe erg ik hierdoor getekend was. En vooral, hoeveel ik zelf probeerde te ontkennen. Samen met mijn psycholoog is het mij gelukt om die langbewaarde angsten eindelijk aan te gaan. De angsten die deels ten grondslag lagen aan mijn eetstoornis. Hier heb ik geleerd dat ik inderdaad een beetje beschadigd ben, maar dat ik ook weer kan helen. Ik vond het lastig om mijzelf echt die ruimte te geven waar ik zelf zo’n behoefte aan had. Ik wilde niets liever dan alle drama achter mij laten. Ik had toen alleen niet door dat ik daar zelf de sleutel in was.
Geef een reactie