Op het station zie ik je friet eten. Je lacht onbezorgd. Je kiest het lekkerste ijsje uit de koeling en die warme chocomel neem je met slagroom. Je eet alles wat ik niet mag, maar wel wil. Je houdt je niet bezig met wat je eet of wanneer. Ik des te meer. Ik zie wat je eet en je irriteert me. Of beter gezegd: het eten irriteert me.
Ik erger me. Ik ben jaloers. Ik wil ook eten wat jij eet. Ook onbezorgd kunnen genieten van dat frietje met mayonaise. Nog een ijsje? Graag zelfs. Dat broodje kroket? Het liefst met mosterd. Waarom kan jij dat wel en ik niet? Het maakt me boos, ik vind het oneerlijk. Wat jij hebt dat wil ik ook.
Elke keer als ik je zie voel ik het verdriet. Elke keer de confrontatie. Was ik ooit ook zo? Zo onbezorgd? Kon ik ooit ook genieten? Waarom kan ik dit nu niet meer? Elke keer een reality check, dat het met mij steeds slechter gaat. Dat ik de slagroom niet meer wil, maar de chocomel ondertussen ook niet meer. Het broodje niet meer gaat en ik de kroket ook laat liggen. Elke keer als ik je zie, heb ik weer een stapje terug gezet. Maar vooruitgaan lijkt niet aan de orde.
Een tijd geleden vond ik je vervelend. Vies omdat je vlees at. Ik zag het wel, die frikandel bij de counter op het station. Hoe kon je? Ik laat het niet voor niets liggen. Niet zodat jij het dan in je eentje weer op moet gaan eten. Ik was boos op je. Woedend. Ik zag je genieten, van het vlees dat ik liet staan. Hoe kon ik nou de wereld verbeteren als jij zo door bleef gaan? Waar doe ik het dan voor? Waar offer ik me voor op? Voor jouw genot?
Dat ik hier zelf fout zat wilde ik niet beseffen. Het is zoveel makkelijker om jou de schuld te geven. Ik kon het niet aan om je te zien genieten. Ik voelde me slecht, heel slecht. En jij was mijn bliksemgeleider. Door jou kon ik die woede uiten. De wanhoop en het verdriet. Ze hadden een weg naar buiten gevonden en jij was die deur.
Heb je ooit mijn blik gezien? Heb je gemerkt hoe ik naar je keek? Misschien dat mijn ogen meer loslieten dan ik eigenlijk had gewild. Maar wat had ik graag die mayonaise geproeft, van dat ijsje gelikt en voor die kroket gekozen.
Vele gezichten heb je aangenomen, elke keer was je iemand anders. Die jongen met die koptelefoon, dat meisje met het blauwe haar, die vrouw met de rollator. Je was en bent iedereen. Je bent de man die naast mij in de trein dat frikandelbroodje gretig naar binnen werkt. De kruimels vallen op je leren jas en blijven hangen in het baardje dat maar niet wil groeien. Het maakt je zo te zien niks uit. Je eet rustig verder. Mijn hoofd gevuld met het gesmak dat je produceert, mijn neus vol met de muffe geur van taaie frikandel. Ik wil dat je verdwijnt, maar dat doe je niet.
Ik zie je staan, weer op het station. Je was het meisje in de winkel, die lachend een cappuccino aannam. Je uitstraling toverde een glimlach op het gezicht van de man achter de kassa. Je maakte een praatje, bleef wat langer hangen, gewoon, voor de gezelligheid. Ik zag het, ik zag je lachen. Dit is het moment dat ik me normaal gesproken zou beseffen hoe erg mijn eetstoornis mij in de weg zat. Maar dit gebeurde niet. Je liep langs en lachte naar me. Ik lachte terug. Ik was geheeld.
Ondertussen vind ik je niet meer vervelend. Misschien zit er wel een beetje jou in mij. Ik eet weer een frietje met mayonaise en ik geniet ervan. Ik ben niet meer boos als je vlees eet. Ik ben weer het meisje met de cappuccino. Het broodje met mosterd en de chocomel met slagroom.
♥
Geef een reactie