De dag dat ik besloot om te gaan afvallen weet ik nog als de dag van gisteren. De dag dat ik besefte dat ik een eetstoornis had ontwikkeld? Geen idee… Weken gingen voor bij en ik verloor meer en meer gewicht. Ik voelde me goed, kreeg complimentjes van de mensen om me heen en wist het prima vol te houden. Dat dit uit zou lopen in een jarenlang gevecht om te herstellen had niemand zien aankomen.
Ik weet het nog goed. Ik werd opgehaald van sportkamp door de vader van een vriendinnetje. Op het kamp zelf al had ik me afgevraagd of ik niet te dik was. Ik vroeg het aan m’n vriendinnen: “Nee hoor, je ziet er gewoon goed uit toch?!” Wanneer ik er nu aan terugdenk durf ik er niet over oordelen. Achteraf gezien was ik al een tijdje aan het rommelen met eten. Ik had eigenlijk geen idee, wel een vermoeden. Een gevoel dat me bekroop. Met enige regelmaat had ik eetbuien die ik vervolgens niet compenseerde. Niet de eetbuien in de hoeveelheid die ik later leerde kennen, maar genoeg om binnen een korte tijd toch zichtbaar in gewicht aan te komen.
Op zich is dat prima, niet gek en logisch. Ik zat in die periode eigenlijk net in mijn puberteit. Mijn lichaam was zich in rap tempo aan het ontwikkelen en ik durf haast te beweren dat dat extra gewicht zich in de loop van de tijd wel weer had verdeeld over mijn lichaam, wanneer die ook van vorm zou veranderen. Ik woog immers niet meer dat dat ik op dit moment doe. Toch maakte het me onzeker. Na het kamp hoorde ik dat het opviel dat ik dikste meisje was dat uit de auto kwam stappen, dit, terwijl ik eerder altijd de dunste was. Een pijnlijke reactie. Ik zat al niet zo lekker in m’n vel en dit was voor mij de druppel die de emmer deed overlopen. Ik had mijn besluit genomen: Ik zou gaan afvallen.
Nooit was ik de beste ergens in. Niet met sporten, niet met leren, niet met lezen, niet met zingen, niet met kleding, nergens echt mee. Ja, ik was goed in tekenen, maar er was altijd net één iemand beter dan ik. Nu begrijp ik dat je eigenlijk maar heel weinig kans hebt om ergens de beste in te zijn met zo veel mensen op de wereld, of in mijn geval, leerlingen in de klas. De meeste van ons zijn gewoon gemiddeld en de één is beter in het één dan in het ander. Het heeft geen zin om je te vergelijken met anderen en gaat het er ook niet gewoon om dat je het leuk hebt? Toch kon ik daar op dat moment niet bij met m’n hoofd.
Toen ik begon met afvallen kreeg ik onwijs veel complimentjes van mensen om me heen. Dit deed me goed. Er kon nog wel wat af en nog wat. In het begin gaf het me een goed gevoel, was ik blij met mezelf, maar hoe lager mijn gewicht werd hoe minder tevreden ik was. Ik moest minder wegen en minder wegen en minder wegen. Plotseling begon ik doelen te stellen. Nee, eisen te stellen. Angst begon een rol te spelen. Eten werd eng. Stel dat ik dik werd?! Stel dat mensen me dan niet meer moeten? Pas toen de angst enorm groot was geworden zag ik in dat ik wellicht een eetstoornis zou kunnen hebben.
M’n omgeving had vermoedens, weet ik achteraf, maar hield zich stil. Het zal toch niet? Irene toch niet? Onze dochter toch niet? Mijn vriendin toch niet? Ze wilden het niet zien. Geen conclusies trekken. Ondertussen wist ik het zelf wel, maar ik zag de ernst er nog niet van in. Wat maakte het uit als ik gewoon zo dun mogelijk zou worden? Als ik daar nou gelukkig van word? Dat werd ik, dacht ik, maar ik wist niet dat als ik nog langer zo door zou gaan mijn lichaam niet meer mee zou willen. Niet meer naar school, geen leuke dingen meerd oen, nooit meer tevreden zijn, een lichaam dat opgeeft. Ik wilde niet dood, dat was nooit het doel, maar dat zou wel de eindbestemming zijn.
Een eetstoornis. Het is een blijft een ongelooflijk lastig iets. Een gecompliceerde psychische stoornis. Het is moeilijk om zelf in te schatten hoe ziek je werkelijk bent. Een eetstoornis sluipt je leven in zonder dat je het merkt. Een eetstoornis bespeelt je gedachten en emoties. Een eetstoornis laat je denken dat het niet erg is. Dat je geen hulp nodig hebt of zelfs dat je het niet verdient. Achteraf kan ik verdrietig terugkijken op deze periode. “Als ik het nou maar door had gehad. Wat een ellende zou dat me hebben gescheeld“, maar het heeft geen zin. Het heeft geen zin om het jezelf kwalijk te nemen. Je begint niet met iets wanneer het niet goed voelt en in de eerste instantie is de eetstoornis een (schijn)oplossing voor een ander probleem. Het is niet altijd mogelijk om direct de negatieve aspecten op te merken. Het is niet zo simpel als het lijkt.
Voel je je toch niet helemaal oké? Weet je het niet zeker, maar heb je wel een vermoeden? Bij jezelf of bij een ander. Raadpleeg dan een arts. Je kan beter een keer te vaak langs zijn geweest dan een keer te weinig en hoe eerder je erbij bent, hoe sneller je er weer vanaf kan zijn. Neem het jezelf niet kwalijk als je het niet eerder door had, maar probeer zo snel mogelijk aan de bel te trekken wanneer je merkt dat het niet goed voelt. Wees eerlijk naar jezelf en vraag wat vaker aan jezelf hoe het nu werkelijk met je gaat. Misschien is het wel een teken dat juist jij dit nu aan het lezen bent.
Had jij het door?
Fotografie: Pexels
Geef een reactie