Net na etenstijd kwam ik bezweet aan bij een vriendin. Haar familie zat nog aan tafel. Ze had me van te voren verteld dat ik mijn fiets neer kon zetten en door kon lopen. De deur was open en niet veel later stond ik in de bijkeuken. De geur van aardappelen en boontjes drong mijn neus binnen. Ik voelde mijn maag rommelen. Wat zou ik graag willen eten. Wat zou ik graag mogen eten, want dat was het probleem. Het mocht niet. Ik liep de keuken binnen. Iedereen zat nog aan tafel. Ik pakte een glas water en nam plaats op de lege stoel. ‘Hier, pak een bord.’ Zei haar moeder. Angstig wuifde ik het gebaar weg. ‘Ik heb al gegeten.’ loog ik.
Wat vond ik het moeilijk om dat te zeggen. De woorden kwamen er vrij soepel uit, maar toch zat ik ermee. Zouden ze doorhebben dat ik lieg? Wat nou als ze mijn maag horen? Een klein bordje kan toch geen kwaad..? Terwijl iedereen nogmaals gretig opschepte en vertelde over dat moeilijke tentamen, of die maffe docent, bleef ik maar malen. Wanneer wordt dit nou makkelijker?
Dit was de eerste keer dat ik hierover loog, het is helaas niet de laatste keer geweest. Het liegen werd inderdaad makkelijker. Elke keer kreeg ik steeds minder gevoel bij het uitspreken van de woorden. In het begin maakte het mij nog uit wat anderen hiervan vonden, of ze doorhadden dat ik niet de waarheid sprak. Maar hoe vaker ik smoesjes vertelde, hoe minder dit mij uit begon te maken. Dit is toch mijn leven?
Smoesjes
Eenmaal op kamers vond ik het lastig om die structuur vast te houden. Al snel had de eetstoornis weer alle ruimte. Tijdens de bezichtiginsavond vertelden mijn (toen nog niet) huisgenootjes mij dat ze het leuk vonden om vaak samen te eten. Ik knikte. Ik ging er eigenlijk vanuit dat dit iets was wat zo af en toe eens gebeurde. Niet wetende dat ik hierna elke week mintens 2 avonden op een andere kamer zou eten. De eerste weken kwam ik er goed mee weg. ‘Ik eet bij mijn moeder,’ of ‘ik heb onderweg in de trein al wat gegeten, ik had zo’n honger!’ Ik werd vrij creatief in het bedenken van nieuwe smoesjes. Terwijl de rest genoot van zelfgebakken pizza en quiche, keek ik in mijn eentje een film op mijn kamer. De koptelefoon zorgde ervoor dat ik het gelach niet hoorde. Mijn eetstoornis was rustig, maar ik was eenzaam.
Toen ik (net niet) door de mand viel
Het gevecht werd steeds sterker. Wat wilde ik graag van die pizza eten, wat wilde ik graag lachen om de grapjes, ik mocht er niet bij horen. Mijn eetstoornis was op mijn kamer veel meer op zijn plek. Hoe vaker ik toegaf aan die eetstoornis, hoe meer macht hij kreeg en hoe minder ik mijn huisgenoten zag.
Ik hield dit een aantal maanden vol. Totdat ik een huisgenootje op de trap tegenkwam toen ik terugkwam van hardlopen. Een diepe zucht volgde toen ik weer een smoesje ophing. ‘Als je ons niet leuk vind moet je het zeggen hoor.’ Kreeg ik terug. Ik schrok, dat is niet wat er aan de hand is. Ik probeerde het te sussen maar durfde niet te vertellen wat er wel aan de hand was. Het was even stil. ‘Je hebt helemaal niet op school gegeten, of wel?’ Concludeerde ze. Hier schrok ik nog meer van. Hoe wist ze dat? Ik bleef ontkennen. Om mijn onschuld te bewijzen at ik die avond mee. Ik overat. Ik wilde laten zien dat er niks aan de hand was. Door mijzelf zo te bewijzen ging ik tegen mijn eigen grenzen in. Die avond heb ik voor het eerst in tijden weer gebraakt.
Het is achteraf heel makkelijk om mijzelf te sturen. Het voelt alsof ik naar een film kijk waarin ik tegen de hoofdpersoon schreeuw. ‘Laat het gaan, zeg het dan!’ Ik schreeuw, maar ze luistert niet. Ik schreeuw harder, maar het komt niet binnen. Ik zie haar de trap omhoog lopen. Ik wil haar behoeden, maar ze is al weg.
‘Ik heb nog niet gegeten.’ Zo moeilijk is het niet. Ik oefen het hardop, ik kan het wel. Waarom zeg ik het dan niet?
Waarom wilde ik zo graag bewijzen dat ik gezond was? Dat er niets aan de hand was? Ik denk dat mijn eetstoornis hier een groot aandeel in heeft gehad. Als mensen erachter zouden komen wat er echt speelde, zou mijn eetstoornis beperkt worden. De eetstoornis zou gecontroleerd worden en dat moesten we natuurlijk niet hebben. De eetstoornis moest vrij zijn, vrij om te bewegen. Net als ik, ik moest ook bewegen.
Zelfs na mijn herstel bleef ik het soms lastig vinden om hier eerlijk over te zijn. Het was voor mij zo makkelijker om hier over te liegen. Het voelde alsof het mij aangereikt werd. Hier, een gratis eetstoorniscadeautje. Je hoeft hem alleen nog uit te pakken. De cadeautjes bleven komen, maar ze bleven onaangeraakt. Ik wilde niet meer weten wat erin zat, ik wist het namelijk al. Een eenzaam leven zonder plezier. Dat is wat ik ervoor terugkreeg.
Hoe makkelijk liegt jouw eetstoornis?
Geef een reactie