Een onuitgesproken verlangen, vanuit mijn gezonde kant, maar ook vanuit mijn eetstoornis. Het verlangen naar een opname. De strijd opgeven, …of juist winnen? De controle loslaten, …of juist dichtbij houden? In mijn hoofd was het nooit stil. De schaamte heerste. Het winnen van mijn eetstoornis betekende een verlies voor mij en andersom. Ik kon het nooit goed doen.
De hulp is niet genoeg
‘Laat mij maar, ik kan niet meer.’ Zuchtte ik. Het vechten was zwaar en eenzaam. De hulp was welkom en wachten wilde ik niet meer. Ik wilde graag stappen zetten, maar ik wist niet hoe. Ik wilde de controle loslaten, maar ik had geen idee waar ik moest beginnen. Ik was moe en wilde niets liever dan de touwtjes loslaten. Behalve dan het vasthouden. De strijd putte mij uit en hoe zwakker ik werd, hoe sterker de eetstoornis naar boven kwam.
Echte hulp had ik op dat moment nog niet. Ik stond op de wachtlijst voor een meerdaagse behandeling in de kliniek. Ik kon al wel vast deelnemen aan de pre-groep. Hier maakte ik al kennis met het eetdagboekje en kon ik al wat moeites bespreken. Echter was deze hulp nog niet heel gericht. Ik hoefde nog niks, ik kon en mocht nog aanklooien zoals ik al deed. Dat deed ik dus ook. Ik kreeg nog te veel vrijheid om mijn eetstoornis aan het woord te laten.
Ik wist dat deze hulp niet genoeg was en zou zijn. Ik wist ook dat er hulp aankwam, ook al duurde dit nog even. Dit maakte me een beetje rustig, maar niet genoeg. Het hielp mij op dat moment niet door de moeilijke momenten heen. Ik ging gebukt onder de strenge stem van de eetstoornis en de strijd werd elke dag zwaarder. Ik had iemand nodig die de touwtjes kon overnemen, zelf lukte dat me niet. Ik heb het nooit hardop uitgesproken, maar wat had ik graag al in de opname willen zitten. Wat had ik graag in een ziekenhuisbed gelegen met een strenge verpleegster ernaast die mij doorhad. Die mijn eetstoornis doorhad. Ik wilde die controle loslaten en dit was in mijn hoofd de enige manier. Als iemand mij dwong. Mijn moeder kon dat niet, mijn vriend ook niet. Ikzelf al helemaal niet. Misschien dat alleen een opname mij zou kunnen helpen. Ik zocht wanhopig naar bescherming. Ik wilde mijzelf beschermen tegenover de eetstoornis. Ik wist dat mijn eigen harnas te zwak zou zijn.
Mijn eetstoornis is wél ernstig genoeg
Naast deze gedachtes vanuit mijn gezonde kant, had ook mijn eetstoornis hier een flinke mening over. Op instagram zag ik meisjes met een sonde, meisjes in een kliniek. Eetstoornissen die wel ziek genoeg waren. Mijn eetstoornis deed onder, ik was niet zo ziek. Zij hadden een opname en ik niet. Ik ben niet ernstig genoeg.
Naast de gezonde kant, wilde mijn eetstoornis ook graag een opname. De bekroning op al het harde werk, zo zag ik het. De pijnlijke lege maag ‘s avonds in bed, het liegen tegen mijn omgeving: het was niet voor niets geweest. Ik had ergens naar toe gewerkt. Mijn eetstoornis is sterk en had gewonnen. Hoe bang ik hier zelf ook voor was, mijn eetstoornis voelde alleen maar trots. Als ik een opname kreeg had ik pas echt een eetstoornis. Dan was ik pas echt geslaagd, dan had ik mijn doel bereikt. Dan was ik pas echt dun. Dan was het pas echt ernstig. Dan pas verdiende ik de hulp en mocht ik beter worden. Ook al mocht ik nooit echt beter worden.
Ergens wist ik wel dat dit voor mijn eetstoornis nooit goed genoeg zou zijn. Mijn eetstoornis zou heel even trots zijn, maar zou daarna naar nieuwe manieren zoeken om mij nog zieker te laten worden. Nog een terugval of nog een opname. Ik denk niet dat er ooit een eindpunt zou komen.
Het kon altijd erger, ik kon altijd zieker.
Ik vind het best heftig om nu te typen dat er een deel in mij zat, wat dacht dat ik hier trots op kon zijn. Ik schrik hier nog steeds best wel van en ergens schaam ik mij hier ook nog wel een beetje voor. Ik weet dat dit niet nodig is. Deze stem ben ik niet, of in ieder geval, niet meer.
Ik denk dat beide stemmen aangeven hoe diep ik ondertussen gezonken was. Ik was ziek, maar die opname hoefde ik niet te verdienen. Ik had recht op die hulp.
Geef een reactie