Het definitieve afscheid, zo noemen we het. De laatste confrontatie met mijn vader. Tijdens het gesprek voel ik de spanning oplopen. Mijn slapen beginnen te kloppen en mijn armen te verkrampen. De boosheid, die ik jaren heb weggestopt, doet zijn entree.
Heel voorzichtig. Ik durf het niet te voelen, wil het negeren, wegstoppen. Zoals ik altijd doe. In al die jaren ben ik bang geweest voor deze boosheid. De boosheid die te gevoed is om onder ogen te komen. De boosheid die alleen maar angst oproept. Sta ik nog wel voor mijzelf in?
De boosheid vermijden
Ik voel mijn wangen rood aanlopen, mijn buik raakt in de knoop. Ik word misselijk en ineens intens verdrietig. Mijn manier om met de boosheid om te gaan. Verdriet om alles wat er gebeurd is. Hoe machteloos ik mij gevoeld heb, hoe eenzaam en alleen ik mij voelde. Alle gevoelens komen terug. De avonden alleen op mijn kamer, ik ben weer terug. Terug op die kamer. Zelden heb ik die boosheid geuit. Twee keer kan ik mij zo herinneren. In al die jaren is dat niks. Ik was te bang om die boosheid te voelen. Mijn vader was altijd boos, ik wilde niet zo zijn. En daarbij, tegen die boosheid ingaan kon ik ook niet. Mijn boze energie was toen nog niet krachtig genoeg. In al die jaren is dit gevoel gevoed, nog groter geworden. Zo groot dat ik nu zelf die boosheid niet meer aandurf.
Als ik boos ben, huil ik. Toen, maar nu nog steeds. Als mijn vriend iets zegt wat mij boos maakt, sla ik dicht en begin ik te huilen. Ook al doe ik dit onbewust, op deze manier hoef ik die boosheid niet te voelen. De boosheid maakt plaats voor verdriet. Het verdriet dat misschien wel achter deze boosheid zit. Of het misleidende verdriet. Om maar niet boos te zijn.
Het gesprek
Ze stelt voor om in mijn hoofd een film te maken. Een film over die laatste ontmoeting. Waarin ik bepaal wat er gebeurt, alles mag. Er is geen fout, er zijn geen regels. Ik moet denken aan de film ‘The Purge.’ Een horrorfilm waarin één dag in het jaar alles is toegestaan. Alles mag en er zijn geen hulpdiensten beschikbaar. Ineens zag ik mij en mijn vader in die situatie. Ik mag doen wat ik wil. Mijn hoofd schiet meteen naar de naarste scenario’s. Is dat echt wat ik wil? Ik kwam erachter dat ik hem niks aan wil doen. Die strijd heb ik al gestreden. Ik wil hem geen pijn doen. Ik wil mijzelf geen pijn meer doen. Ik wil vooral helemaal niks meer van hem.
Terwijl ik dit vertel (en nu ook weer typ), lopen de tranen over mijn wangen. Het verdiet doet ineens zo’n zeer. Al jaren raakt dit me niet meer en nu kan ik de tranen niet stoppen. Nog steeds ben ik bang voor de boosheid. Ondanks de spanningen in mijn lichaam, verlies ik mijzelf hier niet in. De blokkade is te groot.
Het gevecht
Ook al ben ik een expert in het wegstoppen van die boosheid, toch blijf ik mij de hele dag somber voelen. Er hangt een zware wolk boven mijn hoofd die ik niet kan plaatsen. Verder dan wat bankhangen kom ik die dag ook niet. Mijn vriend komt thuis en had verwacht dat er eten op tafel stond. Dat was niet zo. Terwijl hij praat voel ik mijn gezicht weer branden. De tranen komen terug en ik begin te schreeuwen. De boosheid van vannochtend sijpelt omhoog en ik kan niet anders meer dan deze aangaan. Ik huil, ik schreeuw, ik wordt bang. Ik schrik dat ik zo boos word en juist dit levert mij paniek op.
De boosheid wordt woede. Ik sluit mij op in de badkamer maar het gevoel zakt niet. Mijn lichaam bruist en mijn aderen branden. Pas als mijn vriend mij vastpakt kalmeer ik, ik kan weer aarden. Mijn armen ontspannen een beetje. Ik adem uit. De boosheid ebt langzaam weer weg.
Ik wil niet op hem lijken
Ik heb een deel gezien van de energie die in mij zit, zo noem ik het maar even. Ik wil er geen negatief oordeel over hebben want deze boosheid komt ergens vandaan. Deze boosheid heeft mij misschien wel gered op die twee momenten dat ik het heb geuit. Boosheid is niet verkeerd, al heb ik dit lang gedacht. De enige boosheid die ik kende, kwam van mijn vader. Boosheid die ik niet begreep, die ik nooit kon plaatsen. Hij kwam uit het niets, maar ging niet snel weg. Door die boosheid was ik altijd op mijn hoede.
Juist omdat ik de gevaren had gezien, kreeg ik het idee dat ik dit nooit mocht voelen. Boosheid is verkeerd en hoort niet. Boos zijn is onnodig. Boos zijn is mijn vader. Ik heb vrij jong mijn achternaam veranderd. Alles wat met hem in contact stond wilde ik wissen. Ik vond het erg genoeg dat ik zijn genen had, laat staan zijn karakter. Ik zag mijn vader als een boos en egoïstisch persoon. Twee dingen die ik absoluut niet wil zijn.
Het aangaan van die boosheid vind ik ontzettend spannend. Ik weet niet wat ik al die jaren heb weggestopt en wat er allemaal omhoog gaat komen. Toch ben ik bereid dit aan te gaan. Ik wil ook dit deel van mijzelf leren kennen.
Mag jij boos worden van jezelf?
Geef een reactie