Mijn ouders noemden mij vroeger hun zorgenkindje. Dat was ik ook. Ik had een eetstoornis en ik vond het leven maar lastig. Een kleine hobbel kon mij al helemaal uit balans brengen. Waar kwamen die zorgen toch vandaan? Ik heb het toch altijd goed gehad?
Mijn ouders zijn niet idioot rijk, maar ze hadden altijd genoeg geld om mij te ondersteunen waar dat nodig was. Ze betaalden mijn studie, mijn vakanties en mijn studentenkamer zodat ik zelf niet zo veel hoefde te werken en al mijn tijd aan school kon besteden. Wat een luxe, zou je denken, maar ik heb me hier vaak heel schuldig over gevoeld. Schuldig tegenover mijn ouders, omdat het hun geld was, maar ook schuldig tegenover andere mensen om mij heen….
Veel van mijn studiegenootjes moesten naast school keihard werken om hun dure studentenwoning te betalen. Ik werkte ook wel, maar lang niet zo veel en mijn studiegenootjes leenden maximaal bij om de boodschappen te kunnen doen en hun studiegeld te betalen, wetende dat ze dit ooit op een dag weer terug moesten betalen. “Ja, ik weet niet, dat zie ik dan wel weer. Ik kan niet anders!” zeiden ze over hun torenhoog oplopende studieschuld.
Ik heb vaak gelogen dat ik ook maximaal bijleende en zei dat ik moest werken in plaats van dat ik naar therapie ging. “Ja, ik begrijp er ook niks van dat iedereen altijd op school kan zijn. Wanneer moet je dan je bijbaantje doen?!” Ah, ja, therapie. Ook dat kostte natuurlijk klauwen met geld. Geld dat ik niet hoefde te betalen, maar dat werd verzorgd door de rest van de mensen die bij mijn zorgverzekering zaten aangesloten. En m’n eigen risico? Tja, dat betaalde mijn ouders natuurlijk.
Ik voelde me zo, zo schuldig. Sommige mensen waren aan het vechten voor hun leven. In andere landen kunnen medicijnen of belangrijke operaties niet worden uitgevoerd, omdat de mensen daar geen geld hebben …en ik? Ik doe niet eens de moeite om beter te worden. Ik heb een hoofd dat niet beter wil worden. Ik heb een eetstoornis waar ik niet van af durf. Jeetje, wat een aansteller!
Ik heb het hier onwijs veel met de mensen om me heen gehad en besef me ondertussen ook wel dat het niet eerlijk was om er zo tegenaan te kijken. Het was haast alsof ik me schuldig voelde dat ik leefde en dat leven nou eenmaal geld kost. Ik zag het allemaal niet meer binnen een logisch perspectief. Alles wat ik deed was verkeerd in mijn ogen, zo ook het aannemen van geld.
Mijn moeder vertelde me dat ze me juist heel graag financieel steunde, maar alleen maar voor dingen die zij zelf ook waardevol vond. “Ik ga je heus geen geld geven voor een tattoo of een idioot dure auto, maar je studie vind ik belangrijk. Dat doe ik ook voor mezelf hoor!” Nu begrijp ik het ook wel. Als ik kinderen zou hebben zou ik ze ook willen steunen waar mogelijk. Als ik het geld kan missen, zou ik zeker doen.
Ja, een nacht in het ziekenhuis of een behandeling bij een zorginstelling is duur, maar wij leven in Nederland en we hebben een heel goed zorgsysteem. Ik betaal voor jou en jij betaalt voor mij. Hulp is er voor de gene die dat nodig hebben en samen dragen wij bij aan het geluk van elkaar. Dat is iets goeds, iets moois, iets waardevols, niet iets waar je je schuldig om hoeft te voelen.
Mijn schuldgevoel was zo groot dat ik me niet druk durfde te maken of ik ergens te weinig geld aan verdiende. Ik weet nog goed dat ik een baantje had waarmee ik net aan rond kwam. Ik kreeg een nieuw contract en mijn omgeving was er heel stellig in: “Ik zou nu wel om salarisverhoging vragen hoor, dat kan je echt doen nu!” Nee, dat durfde ik echt niet. Ik heb het toch niet echt nodig? Het is wel goed zo hoor. Ik wil niet overkomen als iemand die alleen maar achter geld aan zit. Het was ondertussen zo’n beladen onderwerp te geworden dat ik het er niet met iemand over wilde hebben.
Iemand anders toelaten jou iets te geven is ook geven aan de ander. Ik weet nog goed dat iemand een keer het eten wilde betalen. Nee, laten we delen! Nee, sorry, ik vind delen echt onzin. Oke, dan betaal ik wel. Dat is goed, jij mag de volgende keer betalen, maar nu wil ik je dit graag geven. Daar doe je mij ook een plezier mee. Daar stond ik wel even van te kijken. Ja, zo is het ook. Ik zou het ook niet leuk vinden als ik iemand graag iets wilde geven en diegene wilde dat niet aannemen.
Als ik nieuwe kleding had gekocht loog ik daarover. “Hey is dat nieuw?” Nee hoor, het is gewoon heel oud, maar ik droeg het nooit, misschien dat je het daarom nog nooit had gezien. Ik vond het verschrikkelijk dat mensen wisten dat ik geld uitgaf aan mijn uiterlijk, terwijl ze zelf misschien niet genoeg geld hadden om aan kleding of cosmetica te besteden. Het waren toch ook geen dingen die ik echt nodig had? Ik voelde me schuldig, omdat een ander het slechter had dan ik. Ik vond mezelf maar een verwend luxepaardje en bovenal vond ik het mezelf niet waard, want als ik eerlijk naar mezelf ben zag ik het niet meer in perspectief. Ik had niet idioot veel geld. Ik had geen overbodige luxe. Ik had het gewoon goed. Waarom mocht ik daar niet van genieten?
Natuurlijk heeft een ander het altijd slechter of beter of gewoon heel anders. In een ideale wereld had niemand pijn, had iedereen geld, voelde iedereen zich goed, maar helaas is dat niet zo. Jij maakt de wereld een betere plek. Niet door je schuldig te voelen, maar door je goed te voelen en elkaar aan te steken met dat goede gevoel. Geld maakt niet per definitie gelukkig en je hoeft je er zeker niet schuldig om te voelen, maar het is wel belangrijk om de waarde ervan te begrijpen zonder daarin door te slaan. Iets leuks voor jezelf kopen mag. Iemand toestaan iets aan je te geven als diegene dat graag wilt, mag. Geld van je ouders aannemen, die graag voor je willen zorgen, mag. Je bent dat waard.
Kan jij geld aannemen?
Geef een reactie