“Maar werkt een eetstoornis niet hetzelfde als een alcoholverslaving? Jij was toch eigenlijk ook verslaafd?” Ik wilde iets zeggen, maar kreeg mijn mond niet open. Ik…? Was ik hetzelfde als mijn vader? Zonder dat ik het zelf doorhad?
Door de jaren heen heb ik veel opmerkingen gekregen die mijn eigen gevoel jegens mijn vader versterkten of triggerden. Deze opmerkingen waren meestal goedbedoeld, maar toch bleef ik ermee zetten. Ik had met een reden mijn achternaam veranderd; ik wilde niks meer met hem te maken hebben. En toch waren (en zijn) er nog steeds dingen die we gemeen hebben. Jarenlang heb ik hier tegen gevochten. Ik weigerde om net als hij te eindigen.
Van jongs af aan was het voor mijn omgeving al duidelijk: ik had het meest weg van mijn vaders kant. Dezelfde kin, hetzelfde gezicht… Dit waren echt zijn genen. Ik was overduidelijk zijn kind. Ergens op de middelbare school werd het voor mij steeds duidelijker wat dit eigenlijk inhield: ik leek op mijn vader. In dezelfde periode begon ik me meer en meer tegen hem te verzetten. Ik leerde dat hij verslaafd was. Ik begon te ervaren wat dit deed met mij en wat ik hiervan vond. Steeds vaker betrapte ik mezelf op de gedachte dat ik helemaal niet op mijn vader wilde lijken, als ik weer met hem werd vergeleken. Waarom lijk ik niet op iemand anders? Er is toch vast wel een oom of een tante waar ik op lijk? Zolang het maar niet mijn vader of iemand van mijn vaders kant is…
Urenlang zocht ik in fotoboeken naar mijn reddende engel. Maar nee, ik leek alleen op mijn vader en zijn moeder. Qua uiterlijk dan. Maar in mijn jonge hoofdje vertaalde dit zich ook naar de rest van mij. Alles wat ik was. Ik tilde hier zwaarder aan dan ik mezelf achteraf gun. Ik verfde mijn haar blond, dan weer rood. Ik wilde kleurenlenzen; alles om mezelf maar te veranderen. Om niet mijn vader te zien wanneer ik in de spiegel keek.
Er is meer dan uiterlijk
De afgelopen jaren heb ik hier gelukkig veel stappen in gezet. Ik kan mezelf nu zien als los persoon, zonder daarbij aan mijn vader te denken. Ook al vind ik het soms een naar idee dat zijn bloed door mijn aderen stroomt, toch is er meer aan mij dan dat. Nog steeds zijn er momenten dat ik er niet aan lijk te ontkomen. Mijn vader is nu eenmaal mijn vader en de kans bestaat dat ik in bepaalde dingen op hem lijk. Of ik dat nu leuk vind, of niet. Dat ik op bepaalde vlakken op hem lijk, betekent niet dat mij hetzelfde wacht als wat hij van zijn leven heeft gemaakt.
Een tijd geleden werd ik met mijn neus weer even op die feiten gedrukt. “Laat me jouw tong eens zien?” Verbaasd kijk ik mijn vriend aan, mijn kaken stevig op elkaar. “Waarom?” Slis ik. “Ja, je hebt zo’n diepe groef erin.” Mijn ogen schieten bijna uit mijn hoofd. Ik heb mijn hele leven al een hekel gehad aan mijn tong. Ik heb dezelfde tong als mijn vader. Elke keer als ik me hier bewust van word, word ik misselijk. Alsof ik het daadwerkelijk kan proeven. Dit is iets wat ik altijd voor mezelf heb gehouden. Ook omdat een tong iets is wat niet echt snel bespreekbaar wordt gemaakt. Ik schrok dan ook dat mijn vriend dit zomaar kon zien. Alsof hij mijn geheim had ontdekt.
Nu ik hier zo over terugdenk, vind ik het eigenlijk heel verdrietig dat dit mij zo raakt. Toen ik aan mijn vriend vertelde waarom ik zo schrok van zijn opmerking, waande ik me even terug in het huis waar ik ben opgegroeid. Ik zag mijn vader staan, in de gang. In zijn mond die stomme, vieze tong van hem. De tong die ook in mijn mond zit. In het verleden heb ik weleens overwogen om dit soort momenten bespreekbaar te maken, maar heb dit nooit gedaan. Dit was één van de vele voorbeelden die ik liever voor mezelf hield. Ze zien me al aankomen… Dan denken ze helemaal dat ik gek ben… Ik denk dat ik zelfs een jaar geleden het gevoel dat ik ervoer bij de opmerking van mijn vriend ook niet tegen hem zou hebben uitgesproken. Maar ik heb geleerd dat zelfs deze kleine momenten juist heel waardevol zijn om te delen. Dit is wat ik voel en wat ik denk. En door het uit te spreken geef ik mezelf de kans om hier over na te denken.
Misschien dat een eetstoornis en een verslaving een gemene deler hebben. Misschien dat mijn vader en ik meer op elkaar lijken dan ik wil erkennen. Ik weet zijn redenen achter de verslaving niet; nooit geweten en wil ik denk ik ook niet weten. Wel weet ik dat zijn verslaving een bron voor mijn eetstoornis is geweest, hoe ironisch dat misschien ook klinkt.
Ik denk dat genen een belangrijke rol hebben gespeeld in de vorming van mij als persoon, maar ik denk niet dat dit de enige rol is. De genen heb ik, maar de vader niet meer. Wel heb ik gelukkig meerdere stiefvaders gekend die mij hebben bijgestaan en gesteund op de momenten dat ik eigenlijk een vader had gewild Zij hebben mij denk ik meer gevormd, op een positieve manier, dan mijn vader ooit heeft gedaan. Mijn vader heeft keuzes gemaakt in zijn leven. Keuzes die ik niet snel zal maken. Keuzes die mij vooral behoeden om hetzelfde te doen. Ik mag dan misschien op sommige vlakken lijken op mijn vader, toch leef ik mijn leven compleet anders dan hij doet. Ik ben allesbehalve mijn vader.
Herken jij deze angst?
Geef een reactie