Als ik eraan terugdenk, voel ik nog steeds schuld en schaamte naar mijn zus toe. In mijn puberteit voerde ik een wedstrijd met haar. Een wedstrijd waar zij niet eens aan meedeed. Ik was bloedfanatiek en ik wilde winnen. Koste wat kost. Ik wilde dunner zijn, minder eten, langzamer eten, gezonder eten dan mijn zus. Ik was een strijdlustige anorexiapatiënt. Zij was mijn opponent.
Ik weet niet precies wanneer het erin was geslopen. Misschien vanaf het moment dat ik besloot te lijnen, zoals ik het noemde voordat het in een eetstoornis omsloeg. Mijn zus en ik zaten allebei in de puberteit. Mijn zus at destijds vrij weinig. Overdag sloeg ze maaltijden over, maar ‘s avonds at ze normaal. Ze viel weleens flauw op school en ik maakte me zorgen, en hoe hard het ook klinkt: hoe minder ik ging eten, hoe meer ik de neiging kreeg om haar vol te proppen.
‘s Ochtends belegde ik boterhammen voor haar. Ik zette het bord bij haar slaapkamer neer met een kop thee. Dan wachtte ik in spanning in mijn kamer tot ik de deur open hoorde gaan en haar het hoorde pakken. Soms ging ik zelfs kijken of het al was verdwenen. Als dat niet het geval was, was ik boos en teleurgesteld. Waarom at ze het nou niet? Zolang het daar bleef staan, wilde ik ook niks eten. Ze moest het eten! Waardeerde ze mijn zorgzaamheid niet? In feite deed ik het nauwelijks vanuit zorgzaamheid. Ik wilde vooral dat zij at, maar ik vond het moeilijk om dat onder ogen te zien. Ik zag het liever als een goede daad.
Als het bord was verdwenen en mijn zus het brood op had gegeten (dat hoopte ik tenminste), was dat een hele opluchting! Ook ‘s middags ging ik met voedsel voor haar in de weer. Ik maakte lolly’s, ik kookte soep, ik bakte eieren, ik kocht allerlei lekkernijen voor haar. Het werd een obsessie. Wat was ik vervelend, denk ik nu, maar destijds ging ik er zo in op, dat ik daar niet bij stilstond. Ik dacht niet helder na. Stiekem hield ik ervan om haar te zien eten. Elke hap was een genot. Eet maar, dacht ik. Eet maar meer dan ik.
Op een dag was mijn zus ziek. Ze had griep en ze wilde niks eten. Ik was overstuur! Dat was onmogelijk! Ik heb gehuild. Ik was wanhopig. Ik vond het zo erg dat ik besloot om zelf ook niks te eten. Drinken mocht wel. Het was zwaar om de dagen dat zij ziek was door te komen. Ik ergerde me aan haar gebrek aan eetlust. Ik kon het nauwelijks uitstaan. Waarom had die griep mij niet in zijn klauwen genomen, in plaats van haar? Tijdens mijn opnames in het ziekenhuis en een kliniek, had ik meer rust, wat dit betreft. Ik kon toen niet op mijn zus letten en eigenlijk vond ik dat best fijn, want het was zo vermoeiend! Hierdoor kon ik bovendien beter aan mijzelf werken.
Op haar negentiende ging mijn zus uit huis. Ze was destijds in verwachting. Daardoor was ze vaak misselijk en at ze minder. Dat vond ik erg moeilijk. Ik vond het jammer dat ze het ouderlijk huis verliet en het was een gemis, maar net als bij de opnames, gaf het mij ook meer rust. Ik was bang dat ze niet genoeg zou eten, daar in dat huisje op zichzelf, maar ik hoopte ervan op aan te kunnen dat ze dat wel zou doen. Voor de grap noemde ze mij weleens haar tweede moeder, omdat ik al dat eten voor haar maakte, maar ze heeft ook weleens haar ergernis laten blijken en achteraf gezien, kan ik dat goed begrijpen…
Misschien herken je wat in dit verhaal. Als je middenin dit gedrag zit, kan het voelen alsof je er nooit van af zal komen, maar dat hoeft zeker niet zo te zijn. Bij mij is het ook overgegaan, al was dat pas nadat mijn zus uit huis is gegaan. Een eetstoornis kan je erg obsessief en competitief maken en naast voor jezelf, kan dit ook een probleem voor anderen vormen. Het is belangrijk om je op jezelf en jouw gezondheid te richten. Misschien lijkt het of een ander veel minder eet en drinkt dan jij, maar zie je lang niet alles wat die persoon op een dag eet en drinkt, en misschien moet jij je aan een aankomlijst houden. Dan is het begrijpelijk dat je wat meer nodig hebt. Niet iedereen heeft dezelfde gewoontes en behoeftes omtrent voeding, maar zolang het niet eetgestoord is, is dat oké. Pas op jezelf. Daar kom je verder mee.
Herken jij dit?
Geef een reactie