Er wordt gelukkig meer gesproken met Aafke in het ziekenhuis. Dokter Hoekstra lijkt zich te schikken in het idee dat er even geen andere goede oplossing voor Aafke voor handen is, en dat ze er in het ziekenhuis het beste van moeten maken. Aafke krijgt medicatie tegen haar paniek. Haar eten wordt alleen nog maar via een sonde toegediend. Omdat het voor Aafke te vermoeiend is om zes keer per dag met een sonde gevoed te worden, wordt er besloten om Aafke via de sonde te voeden als ze slaapt.
De dag breekt aan dat we een intakegesprek hebben in de eetstoorniskliniek waar Aafke ingeschreven staat. Aafke is doodsbang om daar naar toe te gaan. Als ouders zijn we blij dat er iets gaat gebeuren. Wij kijken uit naar een behandelplek waar ze gespecialiseerd zijn in eetstoornissen. Vanuit het ziekenhuis rijden we naar de kliniek. Aafke zegt helemaal niets in de auto. Het is alsof we een doodziek musje op de achterbank hebben zitten.
Als we de kliniek binnen gaan, schrik ik mij helemaal rot. In de kliniek wemelt het van de Aafke’s. Ik herken de blik in de ogen van de andere Aafke’s. Ik kom in een verborgen wereld, waar ik het bestaan niet van kende. Het schrikken gaat over in een positief gevoel van herkenning.
We worden opgehaald door een aardige mevrouw, die zich voorstelt als een psychotherapeute. Aan haar blik zie ik dat ze ons begrijpt. Eindelijk zijn we op een plek waar de eetstoornis van Aafke niet als een last wordt gezien, maar als iets waaraan gewerkt kan worden. We ondergaan een intensief programma. In een spiegelkamer, worden we eerst als gezin en daarna als ouder “geïnterviewd”. Ook Aafke moet met een aantal mensen praten en een aantal medische checks ondergaan. Van te voren hebben we allemaal vragen ingevuld. Voor het eerst heb ik het gevoel dat we ons hart kunnen luchten en nog belangrijker – dat we begrepen worden. Hier hoeven we ons niet te verdedigen, maar kunnen we onszelf zijn. Aafke laat helaas weinig los. De woorden moeten uit haar mond getrokken worden.
Terug in het ziekenhuis worden we hartelijk ontvangen. Iedereen is blij dat er schot in de zaak zit. Twee weken daarna gaan we weer vanuit het ziekenhuis naar de kliniek. We krijgen de uitslag van de intake. Uitgeput hoort Aafke aan wat de kliniek te zeggen heeft. Dit is het moment waar Aafke erg tegenop ziet. Ik voel dat iets in de sfeer veranderd is. Ik kan niet benoemen wat het precies is.
De arts van de kliniek begint het gesprek met de woorden dat de situatie van Aafke zeer ernstig, zeer complex en gezien haar toenemende somberheid urgent is. Aafke heeft inmiddels een zeer ernstige vorm van anorexia nervosa, mede door het ontbreken van adequate hulp. Ik ben opgelucht omdat ik denk dat ze nu gaan komen met een concreet behandelplan. Maar dan komt de opmerking van arts, die al onze hoop de bodem inslaat. Er is voorlopig geen plek voor Aafke in de kliniek. Het kan wel maanden duren voordat er een plek is. Dit is voor ons echt de mokerslag. We hebben met van alles en nog wat rekening gehouden, maar niet met dit. We voelen ons echt verslagen. In de verte hoor ik de arts nog praten over een andere kliniek. Hij wil daarvoor bemiddelen. We moeten dan wel rekening houden met een afstand van 200 kilometer.
Hoeveel hoop kun je je kind geven, als de instituten ongewild uitzichtloosheid blijven prediken, ook op momenten dat je een lichtpuntje verwacht?
Als een zombie rij ik met Aafke en mijn vrouw terug naar het ziekenhuis. We worden er goed opgevangen. Zelfs dokter Hoekstra lijkt aangeslagen te zijn door het nieuws. Een verpleegkundige troost ons. Ze zegt dat het wel goed komt. Het is even wat we op dit moment nodig hebben: een paar eenvoudige woorden, die we zelf zijn kwijt geraakt. Die avond nemen we geen telefoon aan! Voor een telefoongesprek heb je woorden nodig, en die hebben we niet meer.
Samen met het ziekenhuis en de “intakekliniek” zoeken we naar een alternatieve oplossing. De oplossing wordt gevonden in de kliniek die 200 kilometer verderop ligt. Zij kunnen Aafke voor twee weken als noodoplossing een plek aanbieden. Daarna willen ze Aafke vanuit huis begeleiden. We zijn blij met elke handreiking die wij krijgen. Wat is 200 kilometer op een levensweg die nog oneindig zou moeten zijn?
Door: Simon is de vader van Aafke en schrijft over zijn ervaringen met de eetstoornis anorexia. Simon en Aafke zijn gefingeerde namen.
Volgende keer: Opname in de eetstoornis kliniek
Geef een reactie