‘Je ziet er een stuk gezonder uit!’ zei er vroeger weleens iemand tegen me toen ik nog leed aan een eetstoornis. Je zou denken dat ik blij zou zijn met zo’n reactie, maar veelal vond ik het heel vervelend als iemand zoiets zei. Ik had het idee dat die persoon hier indirect mee wilden zeggen dat ik er dikker uitzag, dat mijn gezicht boller was of dat ik er niet meer dun uitzag. Dat wilde ik helemaal niet. Ik wilde gewoon dun zijn en geen dik gezicht hebben. Wanneer iemand dus tegen me zei dat ik er een stuk gezonder uitzag, interpreteerde ik dit direct als iets negatiefs en beantwoordde ik de opmerking met een zenuwachtig lachje en knikje. Dit is iets wat ik veel vaker lees op het forum of hoor van mensen die lijden aan een eetstoornis. Maar waar komt dit toch door? Willen we er dan niet gezonder uitzien?
Het antwoord op die vraag is denk ik dubbel, net zo dubbel als de tweestrijd in je hoofd rondom je eetstoornis. Aan de ene kant wil je best van die eetstoornis af en wil je graag gelukkig zijn, maar aan de andere kant ben je bang om iets te verliezen, bang om helemaal niets meer te hebben en niet meer gezien worden. Om dit laatste kan het zijn dat je er juist liever ongezond uitziet.
Ik weet nog goed dat ik begon met lijnen op de middelbare school. Ik vond mezelf niet dik en was dat ook verre van. Ik denk dat ik één van de dunste meisjes van de klas was. Maar waarom begon ik dan met lijnen? Als eerste omdat ik slecht in mijn vel zat en niet wist waar ik met al mijn negatieve gevoelens heen moest. Het bezig zijn met weinig eten was een soort van uitlaatklep, iets om mijn aandacht op te richten. Hoe minder het me lukte om te eten, hoe meer ik er een gevoel van presteren in ervoer. Tegelijkertijd was het ook een manier om te laten zien dat het niet goed met mij ging. Ik kon simpelweg niet praten over mijn gevoelens en tegen mensen zeggen dat ik niet gelukkig was. Ik hoopte daarom door af te vallen en er ongezond uit te zien, dat mensen – zonder dat ik iets hoefde te zeggen – zouden zien dat het niet goed met me ging en me uit zichzelf zouden helpen.
Nee, dat gebeurde nooit. Mensen zagen niet aan mij dat het niet goed ging. Bovendien viel ik niet af, omdat ik helemaal niet goed was in lijnen. Ik was veel te dol op eten en kon mezelf helemaal niet zolang inhouden. Na een halve dag weinig eten vond ik het allemaal ook weer onzin en ging ik weer gewoon eten om de volgende dag opnieuw te beginnen met mijn verhoede lijnpogingen. Ik vond het heel frustrerend dat wanneer iemand er op school wat slechter uitzag, bijvoorbeeld door donkere kringen om haar ogen, deze direct veel aandacht kreeg. Leraren waren geïnteresseerd en vroegen of alles wel goed ging. Ik zag er altijd gezond en hetzelfde uit, haalde goede cijfers en lachtte veel. Niemand die zich afvroeg of het wel goed ging met mij. Ik voelde me eenzaam, zeker omdat ik mijn ongelukkige gevoelens met niemand kon delen.
Toen ik later later wel wat gewicht was verloren en een enkeling wel aan me vroeg of alles wel goed met me ging, kon ik weinig anders dan lachend ‘JAHOOR’ zeggen. Al mijn indirecte pogingen om aan te geven dat het niet goed met me ging, hadden dus weinig opgeleverd. Binnen de hulpverlening had ik wel het idee wat meer ‘succes’ te behalen. Er was toch wat meer zorg voor cliënten die er breekbaarder uitzagen. Krom en tegelijkertijd begrijpelijk. Ook had ik voor mezelf een reden voor het feit dat ik niet het leven leidde dat ik behoorde te leiden. Mijn ondergewicht was voor mezelf een bewijs dat ik een eetstoornis had. Zolang ik dat had, viel het allemaal net iets minder mee, dan ik normaal altijd vond.
Wat betekende het voor mij als iemand zei dat ik er gezonder uitzag? Het betekende dat ikzelf meer mijn best zou moeten doen om aan te geven dat het niet goed met me ging, je zag het immers niet meer aan mijn uiterlijk. Ook betekende het dat ik het voor mezelf minder gerechtvaardigd vond dat ik niet gewoon meedraaide in de maatschappij, er was immers weinig meer met me aan de hand. Als laatste betekende het een soort van falen. Ik had zo hard mijn best gedaan om dat gewicht kwijt te raken en nu kwam het er blijkbaar langzaam weer aan. Zie je wel, ik had niet de touwtjes in handen, ik had niet alles onder controle.
Inmiddels, vele jaren later, vind ik het fijn als iemand zegt dat ik er goed of gezond uitzie. Ik zag laatst een vrouw weer die me kende uit mijn eetstoornis periode. Zij heeft me absoluut op mijn slechtst gezien. Ze zei direct dat ik er zo goed uitzag. Gelukkig maar, dacht ik, ik zou er voor geen goud meer zo willen uitzien als 8 jaar geleden!
Geef een reactie