Hebben jullie dat wel eens, dat je tijdens therapie nadenkt hoe het zal zijn zonder eetstoornis? Hoe je je dagen zou indelen zonder therapie en hoeveel je van alles zou genieten als je maar zonder die eetstoornis was? Goed zo! Nadenken over hoe mooi je leven is zonder eetstoornis, geeft motivatie en de wil om tegen je eetstoornis te vechten. Maar wat als je echt klaar bent met therapie. Ben je dan meteen helemaal genezen? En voel je je dan elke dag blij en gelukkig?
Ik ben twee jaar in therapie geweest bij Centrum Eetstoornissen Ursula. Ik kreeg groepstherapie, PMT en op het eind nog een stukje individuele therapie om de losse eindjes aan elkaar te binden. In deze twee jaar leerde ik vooral op zoek te gaan naar mezelf. Wie was ik nu echt? Volgens de therapeuten moest ik eerst iets vinden wat in de plaats van mijn eetstoornis kon en mocht komen.
Mijn eetstoornis bood troost en controle en vulde de leegte op die ik van binnen voelde. Hoe beter ik mezelf zou kennen, des te eerder zou ik die eetstoornis los durven laten. Ik moest niet alleen uitvinden wat ik leuk vond om te doen of waar ik echt gelukkig van werd, maar ook dingen loslaten en verwerken die me ongelukkig maakten. Toen ik dat allemaal had gedaan, van de top, naar het dal en weer terug, had ik mijn eetstoornis niet meer nodig. Ik had iets gevonden wat in de plaats van die eetstoornis mocht komen. Ik kon het nu alleen af, zonder therapie.
Stoppen met therapie was voor mij één van de engste momenten uit mijn leven, net als het beginnen met therapie trouwens. Hoe vaak ik niet gefantaseerd had over het moment dat ik lachend bij Centrum Eetstoornissen Ursula de deur uit zou lopen, om nooit meer terug te keren. Toen het moment daar was, was ik inderdaad erg blij, maar tegelijkertijd huilde ik tranen met tuiten. Het voelde als verhuizen naar een mooiere plek, maar daarmee ook een minder mooie plek, maar vol met herinneringen, achterlaten. De beloning was echter nog groter, ik was van mijn eetstoornis genezen. Mijn eetstoornis was voorgoed verdwenen! Toch?
Helaas, zo makkelijk bleek het allemaal niet te zijn. Amper een paar weken na het stoppen met de therapie zat ik huilend op de bank en wist ik het allemaal niet meer. Mijn veilige basis die ik zelf had gecreëerd tijdens twee jaar therapie, was weg. Mijn vaste dagen praten met groepsgenoten lieten een grote leegte achter. Ik wist heus wel waar mijn valkuilen lagen, maar viel er toch meteen weer in. Want wat moet je in hemelsnaam doen met de tijd die je daarvoor gebruikte voor calorieën tellen, nadenken over wel of niet eten, therapie en werken aan jezelf? Het moment dat ik besefte dat de veiligheid van de eetstoornis voorgoed weg was, voelde ik me doodongelukkig. Maar nog banger werd ik van het idee dat ik misschien wel nooit helemaal van mijn eetstoornis zou afkomen.
Gelukkig kan ik nu zeggen dat ik het zonder therapie en zonder eetstoornis kan. De nare weken na het afscheid van de therapie had ik nodig om mijn leven weer opnieuw in te delen.
Het ging allemaal nog steeds niet vanzelf, maar er was wel één groot verschil: ik herkende nu op welke momenten de eetstoornis weer op de deur stond te kloppen. Ik geloof niet dat ik nooit meer een eetgestoorde gedachte zal hebben en ik geloof ook niet dat ik vanaf nu 24/7 gelukkig zal zijn, maar wat ik wel geloof is dat je een eetstoornis de baas kunt zijn en dat je van jezelf kan leren houden. Je zult alleen wel zelf hard moeten blijven werken aan dingen die voor jou belangrijk zijn, ook als je al klaar bent met therapie.
En dit betekent ook dat je niet meteen bij de pakken neer moet gaan zitten als het even niet loopt zoals jij wilt of als eetgestoorde gedachten om de hoek komen kijken.
Dit betekent zelfs dat het soms beter kan zijn weer even om hulp te vragen of om een zetje in de rug. Je bent niet zwak of meteen weer ziek als je hier om vraagt, het geeft alleen maar aan dat je jezelf en je eetstoornis-verleden serieus neemt.
Dus, is de strijd klaar als je klaar bent met therapie? Nee, niet helemaal. Zoals mijn sociotherapeut ooit zei: ‘Stoppen met therapie is alsof je uitvliegt uit het nest. Eerst zal je een stukje naar beneden vallen, maar uiteindelijk zal de wind weer onder je vleugels komen en kun je echt wegvliegen.’ Die opmerking gaf mij toen zo’n hoop. Nu besef ik dat die wind niet altijd vanzelf onder je vleugels komt en dat je soms vaker valt dan één keer. Maar dat als die wind eenmaal onder je vleugels zit, het leven leuk en gelukkig is. En dat de strijd het allemaal waard is geweest.
Geef een reactie