Een eetstoornis erf je niet direct van je ouders. Er zijn een heleboel factoren die een rol spelen bij het wel of niet ontwikkelen van een eetstoornis. Opvoeding en andere gebeurtenissen in je leven spelen een belangrijke rol, maar daarnaast kunnen ook je genen van grote invloed zijn. Wanneer er in je directe familie een vrouw is die ook een eetstoornis heeft, of heeft gehad, is de kans wel tien keer zo groot dat jij het ook kan krijgen.
In 1873, toen onze kennis over eetstoornissen nog minimaal was, publiceerde de Engelse arts Sir William Gull in een paper een onderzoek van drie vrouwen die er extreem uitgemergeld uitzagen. Ondanks hun fysieke fragiele toestand vertoonden ze alle drie symptomen van rusteloosheid en bewegingsdrang. Gull besloot hier de naam “Anorexia Nervosa” aan te geven en legde de schuld bij de ‘zieke mentale gesteldheid’ van de patiënten. Hij raadde een behandeling aan waarbij de patiënten op vaste tijden gedwongen gevoerd zouden worden. Dat was volgens hem een gepaste behandeling voor ‘mensen met een incapabele geest.’
Gelukkig hebben we onze kennis over eetstoornis sindsdien flink verbeterd. We hebben tegenwoordig veel meer inzicht in welke behandeling het beste bij een patiënt past, maar ondanks dat hebben onderzoekers nog steeds de precieze oorzaak niet kunnen vaststellen. Factoren uit de omgeving dragen er zeker aan bij, zoals onder andere de maatschappelijke druk om dun te moeten zijn in onze Westerse Cultuur.
Daarnaast blijkt, uit een groeiend aantal onderzoeken, dat genetische factoren misschien nog wel een veel grotere rol spelen. Eetstoornissen kunnen dus net als diabetes en hartaandoeningen, in je familie voorkomen en doorgegeven worden. De onderzoekers ontdekten dat eetstoornissen in bepaalde families veel vaker voorkomen dan in andere. Ook wezen de verschillende tweelingonderzoeken op een significatie erfelijkheid voor anorexia, boulimia en binge eating disorder.
Vandaag de dag wordt er gekeken of er individuele genen te vinden zijn die mogelijk een groter risico op het krijgen van een eetstoornis kunnen aantonen. Vorig jaar is het eerste gen voor anorexia gevonden, in een gebied waar zich ook de genen bevinden die geassocieerd worden met diabetes en andere auto-immuunziekten.
Geschat wordt dat die genetische component verantwoordelijk is voor 50 tot 70 procent van het risico om een eetstoornis te ontwikkelen. Als dit zo is, behoren eetstoornissen daarmee tot de meest erfelijke psychische aandoeningen die er zijn. Hoewel de erfelijkheid bij een groot aantal families is waargenomen, is het bij velen nog steeds heel lastig om te achterhalen wie eraan geleden heeft. Door het stigma op eetstoornissen, vooral bij oudere generaties, wordt vaak niet over gepraat. Soms komt pas na jaren naar boven dat een tante eigenlijk nooit at waar andere mensen bij waren, of dat oma ook al haar hele leven problemen heeft met haar lichaamsbeeld. Bij veel ouderen is die problematiek nooit gediagnosticeerd.
Het vaststellen van de erfelijkheid wordt gedaan door middel van tweelingenonderzoek. Hierbij wordt gekeken naar bepaalde kenmerken van een tweeling die in dezelfde familieomstandigheden wordt opgevoed.
Er wordt door deze onderzoeken geschat dat de genetische factor van anorexia tussen de 48 en 74 procent ligt, bij boulimia tussen de 55 en 62 procent en bij eetbuistoornis tussen de 39 en 45 procent. Recentelijk zijn onderzoekers bezig geweest met het opsporen van de exacte genetische variant, die hier de grootste bijdrage aan levert. Hierbij wordt gezocht naar kleine variaties in de genen, die vaker voorkomen bij mensen met een bepaalde aandoening.
In 2014 identificeerde een onderzoek van het Psychiatric Genomics Consortium het eerste genetische kenmerk voor anorexia. Door het DNA van 3.495 anorexiapatienten te vergelijken, vonden de onderzoekers een variatie op chromosoom 12, die geassocieerd wordt met de eetstoornis. Voorheen werd dat geassocieerd met het gebied waar diabetes type 1 en andere auto-immuunziekten onder vallen.
Ook werd gezocht naar genetische correlaties. Hierbij wordt gekeken of twee verstoringen worden veroorzaakt door dezelfde genen. Neuroticisme en schizofrenie bleken een hoge genetische overeenkomst te hebben met anorexia. Dat wil zeggen dat deze aandoeningen veel van dezelfde typen genen bevatten. Dit is misschien niet verrassend, dit ondersteunt voor een deel wat we al weten; een eetstoornis komt vaak niet alleen. Daarnaast is er dus ook een hoog overlappend genetisch risico.
Het onderzoek toonde ook het verband aan tussen genen en metabolische kenmerken. Er was een negatieve correlatie tussen anorexia en een hoog BMI en tussen obesitas en een laag BMI. Dit betekent dat wanneer je genetisch aanleg hebt voor anorexia, die kans verkleind wordt wanneer je een wat hoger BMI hebt en andersom. Je metabolisme kan dus grote invloed hebben op de risico’s die je eigenlijk genetisch hebt meegekregen. Een van de onderzoekers zegt dat deze bevinding ook kan leiden tot nieuwe of aangepaste behandelmethoden. De uitkomst suggereert dat anorexia niet alleen een psychische ziekte is, maar ook een stofwisselingsziekte kan zijn.
Er zijn eigenlijk twee kanten van het spectrum. Aan de ene kant kan het voorkomen dat er zeldzame varianten genen aanwezig zijn, die de kans op het ontwikkelen van een eetstoornis met zo’n 60 procent kunnen vergroten. Aan de andere kant zijn er varianten die vaker voorkomen en die allemaal een klein steentje bijdragen, met zo’n 0,1 procent, aan het risico op een eetstoornis. In de recente onderzoeken wordt vooral gefocust op die zeldzame samenstelling van genen. Die komen wat minder vaak voor, maar brengen wel het hoogte risico met zich mee. Mensen die over dit zeldzame genenpakket beschikken ontwikkelen namelijk bijna in alle gevallen een eetstoornis.
Tijdens het onderzoek werden twee sets genen ontdekt. De eerste set heeft invloed op het hongergevoel en voedselinname. Deze mensen kunnen eerder last krijgen van eetbuidrang. De tweede set bleek ontstekingen in het lichaam te beïnvloeden. Deze mensen kregen vaker last van anorexia of beperkend eetgedrag.
De onderzoekers hopen, met behulp van deze bevindingen, effectievere behandelmethoden te ontwikkelen. Ook kan het bestuderen van deze gen-kenmerken onderzoekers helpen bij het beantwoorden van cruciale vragen over deze aandoening. Hoe kan het bijvoorbeeld dat sommige mensen kwetsbaarder zijn voor externe risicofactoren, zoals diëten, terwijl andere mensen zonder ernstige gevolgen een poging kunnen doen om wat af te vallen? Voor de één verandert dat dieet niets aan hun eetgewoonten of psyche, terwijl het voor de ander juist het startschot kan zijn voor het krijgen van anorexia. Dat zijn verschillen die met deze inzichten makkelijker verklaart kunnen worden en kan het helpen om eetstoornissen in de toekomst te voorkomen.
Genetisch onderzoek heeft ervoor gezorgd dat we eetstoornissen niet langer zien als een ziekte voor ‘mensen met een incapabele geest’ of een ‘typisch pubermeisjesprobleem.’ Tegenwoordig weten we dat dit zowel een psychische als biologische aandoening is die iedereen kan treffen.
Bron: tonic.vice, Pixabay, Daria Shevtsova, Daniel Frese
Geef een reactie