Ik vind het moeilijk om te proeven. Van alle producten die de afgelopen jaren op mijn verboden lijst zijn gekomen, is de smaak vertroebeld. Het lijkt wel of mijn hoofd me vertelt dat ze geen smaak hebben. Alsof gedachtes daarover zo sterk zijn dat ze producten letterlijk naar zand of steen laten smaken. Geen smaak, dus geen waarde. Dus onnodig. En dan zie ik mezelf weer voor me. Verdrietig, moe en eenzaam in de supermarkt met rijstwafels, kipfilet, cherrytomaatjes, suikervrije dropjes en cola light in een mandje. Nee, zo wil ik niet meer zijn.
Tijdens mijn behandeling ging ik op een bepaald moment met een groep en therapeuten naar de supermarkt. Voordat ik naar binnen ging gaf een van de therapeuten me de tip om bewust door de supermarkt te lopen en me bewust te zijn van patronen die bij mij en de eetstoornis hoorden. Het kiezen van producten, of juist het vermijden ervan. Hoe loop je door de supermarkt. Wat doe je wel, of juist niet. Welke gangen sla je over, of tot welke productgroepen beperk je je altijd?
Ik was een beetje sceptisch voorafgaand aan het bezoek. Zonder dat ik het doorhad kwam de gedachten bij me op dat dit ‘geen oefening’ voor mij zou zijn, maar goed, ik liep toch naar binnen. Na de eerste minuut merkte ik dat ik al moest terugkomen op mijn eigen aanname. Met ook maar een heel klein beetje bewust door de supermarkt lopen, merkte ik al dat iedere gedachte die ik had gecreëerd en gemotiveerd werd vanuit de eetstoornis. Het deed me denken aan al die keren dat ik uren voor de supermarkt heb gestaan en door de Albert Heijn-app scrolde op zoek naar een recept voor die avond. Calorieën en samenstelling van producten was het enige criterium: zo min mogelijk. Zo weinig als mogelijk om toch een vol gevoel te krijgen. Nu ik door de supermarkt liep, merkte ik dat dit inderdaad weer mijn drijfveer bleek te zijn.
Het bewuste supermarktbezoek overviel me en ik besloot het thuis in Amsterdam nog eens over te doen. De Amsterdamse supermarkt bleek, misschien wel als een van de meest extreme, een echte challenge. De schappen liggen vol met lightproducten, producten met minder suiker. Het zuivelvak is gevuld met alles, behalve volle of zelfs halfvolle yoghurt. Nu ik zo bewust rondloop kom ik zelfs light-kaas tegen. De supermarktbezoeken vielen me zwaar en ik denk dat ik zeker 5 keer opnieuw naar binnen heb moeten lopen voordat ik een stapje verder kwam. Voordat ik iets anders kon doen dan wat ik altijd deed. Ik besefte iedere keer een beetje meer dat ik mijn producten al heel erg lang niet op smaak koos. Of iets lekker is? Of ik het lekker vind? Deze vraag had ik mezelf oprecht al jaren niet gesteld. En wat doe je als je niet op smaak kunt kiezen? Dan ga je voor minder vet, minder suiker. Je gaat voor ‘gezond’, weinig calorieën. Want extra calorieën zijn zonde en onnodig. Tenminste, dit hield ik mezelf al die jaren voor.
De eerste paar keer heb ik zeker drie kwartier door de supermarkt gedwaald. Nu ik bewuster keek viel mijn eigen, eetgestoorde koopgedrag me op. Maar nog meer viel het me op hoe erg de presentatie van voeding in de supermarkt is gebrand op light, minder suiker en zogenaamd gezond. In een maatschappij waar obesitas op weg is om een heel dominante plek te krijgen snap ik dit wel, maar het is het wel waard om je ervan bewust te worden. Door producten met minder vet en suiker zo erg aan te bieden, laat je mensen eten zonder verzadiging te ervaren. En zo blijven te dunne mensen te dun en te zware mensen te zwaar. Ik chargeer, maar een echt goede ontwikkeling is het in mijn ogen niet. Er wordt niet ingespeeld op wat erachter zit. Gezonde producten, eerlijke ingrediënten, volwaardige porties. Eten naar smaak en verzadiging in plaats van massa-eten dat geen suiker bevat maar waarmee je ook geen maat kunt houden. De gedachtes tollen door mijn hoofd en het maakt me verdrietig.
Even later kan ik dit verdriet omzetten tot een waardevol besef. Deze Amsterdamse supermarkt is – in deze fase van mijn herstel – gewoon niet de plek voor mij om te zijn. Natuurlijk, ik kan er wel naartoe, maar ik moet mijn lessen ergens anders op gaan doen. Ik bespreek mijn uitdagingen met mijn diëtiste en ze kijkt me bemoedigend aan. Ze vertelt me dat ze ooit een man sprak die dacht dat de getallen zoals 20+ en 30+ op kaas stonden voor de leeftijd van de kaas. Als ik buiten ben denk ik terug aan ons gesprek. Ondanks dat ik het een klein beetje onnozel vind dat deze man dacht dat 30+-kaas 30 jaar oud is, vind ik het ook ergens een waardevolle les. Het zijn allemaal labels die we op voeding plakken en hoe zou het zijn om dit eens wat meer los te laten. Om gewoon op zaterdagochtend naar de markt te gaan en bij de kaasboer een kaas uit te kiezen die er lekker uitziet. En daar een volwaardige lunch mee te maken. Niks meer (‘omdat het toch light is’), maar ook niets minder – omdat je simpelweg niet weet hoeveel vet erin zit. Om de smaak van een eerlijk product te ervaren.
Tijdens mijn behandeling lag er veel focus op om gedachtes over wat gezond/ongezond is weg te halen. Een van de dingen die altijd is blijven hangen is dat er eigenlijk geen ongezonde producten bestaan, dat iets pas ongezond is als je het uitsluit omdat je bang bent om ervan aan te komen. Dat het in eerste instantie gaat om wat je wil of lekker vindt en dat je vanuit daar je eigen balans kunt maken. Deze uitleg heb ik nog nergens gezien op een label in de supermarkt. Ik ga de komende tijd proeven en mijn eigen labels maken.
Geef een reactie