We leven in een vluchtige wereld. Daarin zijn we – als ik ‘ons’ even kort door de bocht over één kam mag scheren – continu op zoek naar een ‘quick fix’. Consumeren is daarin geen werkwoord meer, maar een levenswijze. Wil ik iets hebben? Dan koop ik het, toch? Ik denk er niet eens echt over na. Het gevoel om iets te ‘missen’ – ook als ik het in de eerste plek nooit heb gehad – vind ik soms best een lastig gevoel om zomaar te verdragen. Het kan daarbij gaan om materiële zaken, maar ook om bijvoorbeeld gebeurtenissen (denk maar aan het begrip FOMO: Fear Of Missing Out). Soms krijg ik het gevoel dat je ook alles maar gedaan moet hebben, alles moet willen. Altijd moet streven naar het beste, het duurste, naar meer. Ook als het gaat om uiterlijk.
Ik ben lang niet altijd bestand tegen die druk. Maar waar het gaat over mijn uiterlijk, mijn lichaam, heb ik daar gelukkig veel stappen in gezet. Door mijn eetstoornis en het herstel hiervan, heb ik geleerd dat je een lichaam echt goed moet behandelen. Niet om het er het ‘beste’ uit te laten zien, maar wel om er goed en oké mee te leven. En een oké en goed leven kan ook prima zonder sickpack – en mét rimpels en plooien.
Jarenlang verafschuwde ik mijn lichaam en ik zocht naar allerlei manieren om het te veranderen. Het meer eigen te maken door het verder van me af te zetten. Hele berekeningen liet ik erop los. Ik dacht alles te kunnen ‘voorspellen’ en aanpassen door simpelweg goed te rekenen. Vooruit te denken. Voet bij stuk te houden. Ik wilde alles in de hand hebben, niets aan het toeval overlaten. Maar hoe realistisch, en vooral hoe gezond, is dat nou eigenlijk?
Je lichaam is geen machine. Het is geen kwestie van dat ene schroefje vastdraaien, een nieuwe formule bedenken of een script schrijven. Nee, integendeel. Het lichaam is niet zo maakbaar als vaak wordt gedacht (en ons vaak wordt voorgespiegeld). Gelukkig ook maar, denk ik ergens. Want moet alles maar 1, 2, 3, aan te passen zijn? Ja, zullen misschien veel mensen denken. En hiermee grijp ik terug op wat ik in de introductie al aanstipte: het lijkt wel alsof er nooit niks mag zijn. En misschien trek ik dit veel te groot, maar als hier de maple syrup op is, ben ik in staat om dat diezelfde dag nog te halen. En waarom? Waarom kan ik niet de honing pakken waar ik nog twee potten van heb staan? Waarom moet alles direct vervangen worden? Waarom kan ik het niet even laten?
Ik denk omdat ik op zoek ben naar lijm. Ik kan er niet goed tegen wanneer er een gat valt, wanneer ik ergens ‘omheen’ moet denken, wanneer ik moeite moet doen. Ik kan in theorie prima een week of een maand wachten om een keer nieuwe maple syrup te halen, net zo lang tot de honing op is. Ik hoef niet direct een nieuw T-shirt te halen als ik mijn oude niet meer mooi vind. Het hoeft niet direct opgevuld te worden, gelijmd te worden.
Misschien is de maple syrup een gek zijweggetje, maar ik zie een overlap met de manier waarop ik destijds met mijn lichaam omging. Met het zoeken naar ‘oplossingen’ op de korte termijn. Het niet kunnen verdragen van leegte, of juist onrust. Alles willen opvullen, lijmen. Het vooral niet willen voelen van helemaal niets, van iets waar ik geen grip op heb, wat ik niet kan begrijpen.
Maar wat gebeurt er eigenlijk als je het niet opvult? Wat gebeurt er als je die leegte, dat onbestemde gevoel, een podium geeft? Wat nou als je wat er ook naar boven komt niet wegmaakt, als het niet voorbij hoeft te gaan. Maar als je het er gewoon kan laten zijn. Wat als je niet alles wat op is of kapot gaat op stel en sprong vervangt? Wat nou als je je lichaam eens de kans mag geven om er te zijn zoals het er nu uitziet? Als je ervoor kiest om het niet te ‘repareren’. Eet die honing. Laat het T-shirt maar verslijten. Draag er maar eens gaten in. Kijk jezelf eens aan: echt aan, zonder alles weg te hoeven maken wat je niet mooi vindt aan jezelf. Zonder jezelf te hoeven lijmen.
Kan je dat verdragen…?
Deze blog kwam oorspronkelijk online in 2022
Geef een reactie