Daar lig ik dan. Een priester die ik nooit gezien heb spreekt de mensen in de kerk toe. Hij praat over mij alsof het mijn beste vriend was en hij mij volledig doorgrondde. De arme stakker weet niet dat niemand daar ooit in geslaagd is. Ik sloeg de aanwezigen gade, maar was al snel rond. Ik had de afgelopen jaren zodanig in mijn eigen hoofd geleefd en met onzichtbare barrières had ik iedereen die ik ooit liefhad weggeduwd.
Mijn ouders en broers zitten helemaal vooraan, gehuld in een dikke laag van verdriet. Mama houdt niet op met trillen, het gelaat van mijn papa kleurt vaalgeel en mijn broers laten hun tranen de vrije loop. Indien ik nog gevoelens zou kunnen ervaren, zou dit tafereel mij zeker ontroerd hebben. Op de tweede rij staat een knappe jongeman in een mooi pak, ik ken hem van ergens… Hij was mijn beste vriend gedurende tien jaar, maar ook hij kon niet op tegen het monster in mijn hoofd.
Op de wit glanzende kist rust één rode roos. Binnen in de kist lig ik, een jong meisje van achtien jaar oud. “Ze is te vroeg heengegaan” hoor ik de priester zeggen. Hij zou eens moeten weten hoe het was om in mijn hoofd te leven, hij zou het nog geen dag volhouden. Ik ben geen moment te vroeg heengegaan. Het leven is simpelweg niet voor iedereen weggelegd…
Ik was een gelukkig meisje en groeide op in een warm nest. Op mijn eigen, nogal nonchalante manier van leven was ik gelukkig en ook al had ik af en toe last van angstaanvallen, toch bepaalde dit mijn leven niet. In het tweede middelbaar volgde ik de richting Grieks-Latijn. Mijn leerkrachte Latijn, wiens goedkeuring en erkenning ik voortdurend zocht, had gewaarschuwd dat ik het wellicht niet zou aankunnen. Zo kwam ik als een onzeker vogeltje dat wil uitvliegen, maar zich toch laat tegenhouden door angst, terecht in een klas vol perfectionisten.
Toen de sfeer thuis bekoelde, zocht ik maar één ding: Controle. Die zou ik enkel vinden in mezelf en dus begon ik vanaf dat moment mijzelf te ‘perfectioneren’ . Ik studeerde heel veel, haalde goede punten, moest de beste vriendin zijn en het perfecte lichaam hebben. Het ironische is dat ik niet mager wou zijn, ik wou afleiding en voldoening halen uit iets. In mijn leven waar alles even tegenzat, snakte ik naar een gevoel van controle. In het begin van mijn eetstoornis was ik gelukkig, euforisch als het ware. Ik hield mijn rigide eetschema goed vol in combinatie met school en sport en werd niet meer geconfronteerd met mijn problemen. Ik dacht enkel nog aan voedsel en caloriewaardes. Hoe beter ik bevriend werd met mijn weegschaal, hoe meer ik mijn aantal vrienden zag slinken.
Verblind door een eeuwige competitie met mijzelf om zoveel mogelijk af te vallen, merkte ik het gemis van vrienden niet eens op. Ik was altijd al een uitbundig, vrolijk meisje en mijn lippen stonden nooit langer dan een minuut stil, maar dat nam de anorexia allemaal van me af. Ik werd gesloten, onzeker,dwangmatig perfectionistisch en asociaal. Het ergste was de voortdurende kou. Het menselijk lichaam is als een auto, het heeft energie nodig om te kunnen functioneren. Ik weigerde echter naar het tankstation te gaan. Overal op mijn lichaam groeiden donshaartjes omdat mijn lichaam zichzelf niet meer kon warm houden. In de klas was het twintig graden, maar toch zat ik daar te bibberen met een dikke jas en na een lange schooldag moest ik onderkoeld een bad nemen om het toch enigszins warm te krijgen.
Slapen werd moeilijk door mijn uitstekende botten die ervoor zorgden dat ik vreselijk veel pijn had als ik langer dan een kwartier in dezelfde positie lag. De leuke gesprekken in de auto met mijn mama waarin ik honderduit over mijn dag vertelde, maakten plaats voor een koude stilte terwijl ik verdoofd haar vragen ontweek door mijn ogen te sluiten. Praten kostte te veel energie. Op een dag kwam mijn mama binnen in de badkamer. Ze kon elke rib tellen en ontzet trok ze aan de alarmbel. Aan tafel barstte Michiel in tranen uit om wat er van zijn klein zusje geworden was.
Ik bleef echter aardappelen verstoppen in mijn zak, at enkel als mijn ouders erbij waren en alles in mijn leven werd bepaald door eten. Ik dacht aan niets anders meer. Tot op een bepaald moment. Mijn lichaamsgewicht was zodanig laag dat de zuurstoftoevoer naar mijn hersenen niet meer toereikend was om logisch te kunnen redeneren. Ik werd helemaal gek door angsten , dwanggedachten en eten. Psychologen, psychiaters, opnames, mijn ouders…. De hulp was er, maar de Anorexia had zich meester gemaakt van Delphine en ik had de energie niet meer om er mij tegen te verzetten. Ik wilde wanhopig mijn schijncontrole behouden.
Mijn mama ging eraan kapot, mijn vader kreeg twee hartstilstanden op een half jaar en mijn broers vluchtten zo snel mogelijk het huis uit om niet elke dag met deze vreselijke ellende geconfronteerd te worden. Na vier jaar te hebben geleefd in deze hel was ik mentaal en fysiek op. De zon was al een lange tijd ondergegaan en ik kon geen enkele reden meer bedenken waarom ik nog moest leven. Ik besloot mijn gezin niet meer tot last te zijn en ik maakte er, met alle levenskracht die mij nog restte, een einde aan. De dood kwam als een verlossing aan een ontnomen leven. Daar lig ik dan.
Wanneer we een grote tegenslag in het leven ervaren, zijn er verschillende manieren om hiermee om te gaan. We kunnen de loodzware confrontatie met onze problemen aangaan en op rationele wijze deze proberen op te lossen of we kunnen vluchten. De mensen die behoren tot de laatste categorie zullen grijpen naar drank, drugs, eten, niet eten, automutilatie… Ze kiezen voor de langzame dood en in een poging hun problemen te ontlopen, storten ze zichzelf in een afgrond waar zen iet meer uitgeraken. De ogenschijnlijke reddingsboei doet hen nog dieper zinken.
Verslavingen nestelen zich als een monster diep in mensen. Langzaam, op hoogst verraderlijke wijze dringen hun monsterlijke tentakels steeds dieper binnen en wetende dat je ze nooit helemaal kan verwijderen, moet je het loodzware gevecht ermee aangaan.
Het monster neemt verschillende gedaantes aan, maar één iets hebben alle dragers gemeenschappelijk: Het verwoest levens en zorgt ervoor dat we onze dierbaren, die dit alles met lede ogen aanschouwen, pijn doen en wegduwen. Zonder te beseffen wie we ooit waren of wie we zouden kunnen zijn, berokkenen we ons lichaam onherstelbare schade.
Twee jaar lang was ik in de greep van zo een monster, maar met de hulp van mijn ouders, broers en fantastische hulpverleners ben ik erin geslaagd om het te overwinnen, al zal ik er nooit in slagen om het helemaal uit mijn lichaam te verdrijven. Anorexia of elke andere eetstoornis valt voor mij in de rubriek van verslavingen. Het constant bezig zijn met voeding, gewicht, afvallen en aan niets anders meer kunnen denken is hetzelfde als een drugsverslaving. We weten dat het slecht is, maar toch doen we het. Het is een vlucht van de realiteit. Het is immers zoveel gemakkelijker om elk gevoel te verdoven met alcohol of om alleen maar bezig te zijn met eten dan te hoeven denken aan de echte problemen. Een verslaving kan iedereen overkomen en je kiest er zeker niet voor.
Er rust een groot taboe op verslavingen in onze maatschappij. Onbegrijpelijk aangezien er zovelen ten prooi aan vallen. Verslaafden zijn geen zwakke mensen zonder karakter, integendeel! Het zijn dikwijls mensen met een sterke persoonlijkheid die de lat voor zichzelf heel hoog leggen. Ze zijn gedreven en gaan altijd tot het uiterste, maar zwichten onder de loodzware druk die zo een persoonlijkheid met zich meebrengt. Volledig eigen aan hun karakter storten ze zich dan ook op hetgene wat die druk kan verlichten. Bepaalde types worden sneller verslaafd dan anderen en sommigen kunnen de kracht en energie die ze gebruiken om hun verslaving in stand te houden omzetten in de moed om er korte metten mee te maken.
Hulp aanvaarden is hierbij van cruciaal belang. Mensen fronsen als ik over psychiaters spreek: “Is dat niet voor gekken?” vragen ze dan. Ik dien hen dan onmiddelijk van repliek door te zeggen dat iedereen wel wat gek is en dat er geen verschil is tussen een doktersbezoek voor een gebroken been of voor een gebroken ziel. De psychiater reikt zijn patiënten de wapens om het gevecht met het monster aan te gaan, maar uiteindelijk moet de patiënt wel alleen de strijd leveren. Een lijst met duidelijke doelstellingen op korte termijn kan soelaas bieden op moeilijke momenten. Het is veel meer dan een klein stukje papier. Het is iets tastbaars, een connectie met de dagdagelijkse realiteit, het is hoop.
Daar loop ik dan. Ik zie een stralend meisje wandelend langs de Australische kust. Ze draagt een zware rugzak want ze is sterk. Ze heeft een gezonde blos op haar wangen en in haar ogen schittert het zonlicht. Ze lacht samen met haar beste vriend met wie ze al veertien jaar bevriend is. Ze genieten van hun reis en weten nog niet wanneer ze zullen terugkeren naar België, ze hebben enkel een ticket heen gekocht. Hij stelt voor om een pizza te gaan eten. Tijdens het eten realiseert het meisje zich hoe bang ze vroeger was van pizza. Ze was dankbaar dat ze nu wel kon genieten van dit moment. Af en toe trachtte het sluimerende monstertje haar te verleiden met een verraderlijke sirenenzang, maar keer op keer was ze sterk genoeg om aan deze lokroep te weerstaan. Anorexia heeft twee jaren van haar leven afgenomen, maar ze is niet enkel in gewicht aangekomen, vooral in zelfkennis.
Controle is een illusie. Daar loop ik dan, mijn toekomst tegemoet. Gesterkt door de obstakels op mijn pad en vol levenskracht om de toekomst te trotseren. In mijn rugzak sleur ik niet enkel vuile kleren mee, maar ook een heleboel ervaring.
Geef een reactie