Op 1 januari 2015 blies mijn gezonde ik haar laatste adem uit. Ik was het écht spuugzat. In elke ruit, op elke foto en in elke spiegel werd ik voortdurend herinnerd aan het feit dat ik jou verwaarloosd had. De zakken chips, de liters bier en de bodemloze borden pasta hadden dan eindelijk zijn tol geëist: van een ooit zo sportieve bouw was niets meer te zien. Ik had besloten dat dit mijn dieptepunt was, of eigenlijk mijn hoogtepunt: nog niet eerder had de teller zo hoog gestaan.
In de periode die daar op volgde, moet ik jou door een hel gesleept hebben. Na jaren stil zitten, ging nu geen week voorbij waar ik geen tig gesport had. Ik hoorde je zuchten en puffen bij elke druppel zweet die zich een weg naar beneden werkte, toch bespeurde ik ook opluchting bij jou. Opluchting, omdat jij voor het eerst weer lekker in je vel zat. Dat mijn eetstoornisstem daarbij voorzichtig haar eerste stap uit de duisternis zette, aanschouwde ik als vanzelfsprekend. ‘Wijs’ als ik was, vertelde ik anderen dat het knopje gewoon om was: ‘Het is niet enkel gezond eten en bewegen, het is een levensstijl, snapje?’. Maanden van streng lijnen en een losbandig, zorgeloos leven wisselden elkaar af.
5 September vorig jaar was het weer eens zo ver. Ik had een zomer geleefd alsof ik weer achttien was: feestjes, festivals en heel veel borrels. Toen die bewuste dag mijn college weer begon, a.k.a. het serieuze leven, sprak ik mijzelf toe: ‘Dat kinderachtige gedoe is nu afgelopen, je bent inmiddels wat ouder, gedraag je dan ook zo!’. Bij volwassen zijn, hoort bewust leven. En bewust leven, is gezond zijn. Het viel mij dan ook zwaar, dat de weegschaal aangaf dat jij de nodige voorraad vet had opgeslagen. Al vloekend en tierend verliet ik de sportschool. Wederom was ik het spuugzat en beet je toe: ‘Ik zal je eens laten zien wat ik kan, wacht maar!’. Boos viel ik die nacht in slaap.
En leren zou je. Tig keer in de week sleepte ik jou van hot naar her: de sportschool, het zwembad of de Singel rond op m’n inmiddels afgetrapte sportschoenen. Eten? Pff, dat heb ik niet nodig, en als je denkt dat jij dat nodig hebt, dan mag je je nog eens achter de oren krabben. Die eetstoornisstem waar ik het eerder over had, ja, die tetterde nu de hele dag in mijn beide oren. De meest vreselijke verwijten, scheldwoorden en vervloekingen kwamen voorbij. Ik deed aan topsport. Het voelde alsof ik de wereld aan mijn voeten had. De eetstoornisstem en ik, wij waren onoverwinnelijk.
Langzaam maar zeker, werden mijn eetstoornisstem en ik beste vriendinnen. Je weet wel, van die vriendinnen met zo’n hartjeskettinkje. Ze waren wel twee losse personen, maar gewoon mooier als ze samen waren. Een exclusief clubje. Zoals dat vaak gebeurt bij clubjes, begonnen ook wij jou langzaam buiten te sluiten, zelfs te pesten. Ik geef toe, je hebt het dapper geprobeerd om toch mee te doen, maar het was een kwestie van tijd: vroeger of later zou jij de handdoek in de ring gooien.
Zoals voorspeld, gaf jij het op. Je was moe, je had pijn en was bovenal ongelukkig. Moeite steken in ons clubje, was verspilde energie. Van die bewuste maanden, kan ik mijn herinneringen niet goed meer naar boven halen. De eetstoornisstem zoog als een spons langzaam het leven, en daarmee ook mijn levenslust, uit mij en jou. Ik leefde een kluizenaarsbestaan. Vriendinnen, familie en mijn o zo trouwe vriend deden er niet meer toe. Jij was slechts een belichaming van de eetstoornis, want die ik, die was er al niet meer. Het huisje stond er, maar het lichtje was uit.
Op een nacht werden wij wakker, de eetstoornis was nog in diepe slaap, maar voor het eerst in lange tijd bekroop ons een gevoel. Met de minuut voelde ik meer druk op je borstkas, jouw huid werd klam, ons zicht werd wazig. Ik wilde het hele hotel bij elkaar schreeuwen: ‘WAT GEBEURT ER?!’, maar dan zou ik de eetstoornis wakker maken. Plots kon ik dat gevoel plaatsen, het was een gevoel dat die ‘ik’ nooit eerder in haar leven gevoeld had. Dit was het niet. Dit was niet mijn leven. De woorden dansten door mijn hoofd en stuitten weer terug bij het aanraken van mijn schedel. Letter voor letter, woord voor woord las ik het zachtjes op: I. WANT. OUT.
Waar ik eerder dacht dat ik mijn dieptepunt bereikt had, kwam nu toch een nieuw inzicht. Een sprankeltje hoop. Dat klinkt natuurlijk gek, maar een zwak, schel stemmetje sprak vanuit de verte: ‘Is dit mijn nieuwe dal?’. Het was mijn gezonde ik. Vanaf toen, ging alles als een sneltrein. Het eerste doktersbezoek, de weegmomenten, de eindeloze belletjes met hulporganisaties, de aanmelding bij de kliniek, tot het punt waar wij drie nu zijn: onze behandeling.
Lief lichaam, ik heb je pijn gedaan. Ik heb je verwaarloosd, uitgehongerd, afgebeuld en ben bovendien een verschrikkelijke bitch tegen je geweest. Lang heb je geprobeerd het mij te zeggen, je hebt geschreeuwd uit wanhoop, maar ik draaide je de rug toe. Jij was bereid mij de meest drastische waarschuwing te geven, in de hoop mij te bekeren, door mij mijn menstruatie af te pakken. Nu zie ik eindelijk, dat je niet anders kon.
Lief lichaam, het spijt me. Langzaam leer ik weer van je te houden, voor je te zorgen, naar je te luisteren en lief voor je te zijn. Heb geduld, dit gaat in kleine stapjes. Misschien vind je het stiekem wel fijn om te horen dat ons clubje, van mij en de eetstoornis, uit elkaar zijn. We konden het toch over veel niet eens worden en klikken niet meer zoals voorheen. Langzaam, maar zeker, neem ik afscheid van haar. Iets wat soms best zwaar valt na zo’n lange vriendschap. Maar het is echt beter zo.
Liefs,
Ik
Geef een reactie