Mijn eetstoornis draaide grotendeels om geluk. Ik was ongelukkig en wilde koste wat kost gelukkig zijn. Geluk was een gevoel waar ik naar hunkerde, maar ik was jong en had niet geleerd hoe ik met mijn gevoelens om kon gaan, of hoe ik over mijn gevoelens kon praten. Ik zat toen op de middelbare school en begon me te vergelijken met leeftijdsgenoten. Om mij heen zag ik vrolijke en spontane meiden die het naar hun zin leken te hebben op school. Ze lachten veel, konden het met iedereen goed vinden en droegen leuke kleren. Op de één of andere manier leken zij allemaal iets gemeen te hebben; zij waren slank. In mijn hoofd koppelde ik toen al heel snel slank zijn aan geluk, en opeens leek geluk ook voor mij binnen handbereik. Ik dacht alleen maar even wat af te hoeven vallen om me weer goed te kunnen voelen en weer gelukkig te worden…
De connectie tussen dun zijn en geluk werd heel snel heel sterk in mijn hoofd. Ik wilde namelijk graag geloven dat het echt zo makkelijk was. Dat geluk inderdaad binnen handbereik lag. Dat afvallen alles zou oplossen. Ik zocht naar iets om me aan vast te houden in de draaikolk van depressieve gevoelens en negatieve gedachte waarin ik werd meegesleurd. Het was een lichtpuntje aan het einde van de tunnel waar ik me met alle macht aan vastklampte. Had ik toen maar geweten dat deze ideeën me nergens zouden brengen en dat de eetstoornis niets meer dan een gemene leugen was. Wat begonnen was als mechanisme om me te helpen geluk te vinden, zorgde ervoor dat ik verder afgleed en de weg naar geluk alleen maar lastiger werd.
Toen het zaadje eenmaal geplant was door mijn eetstoornis, zag ik om mij heen alleen nog maar slanke en gelukkige meiden. Mijn eetstoornis liet ze aan mij zien als ‘voorbeeld’ en zorgde ervoor dat ik de rest van de mensen negeerde. Ze waren overal, die meiden, en staken me de ogen uit met hun dunne lichaam en hun plezier in het leven. Ik was jaloers op ze en haatte ze tegelijkertijd. Gelukkig zijn leek hen zo makkelijk af te gaan. ‘Was ik ook maar dun, dan was alles beter’, dacht ik.
De link tussen gewicht en geluk vertroebelde mijn beeld van de realiteit. Er waren in mijn ogen op dat moment maar twee soorten mensen op de wereld: dunne mensen en mensen met overgewicht. Alles daar tussenin leek niet te bestaan. Het betekende voor mij ook dat, als ik niet dun was, ik dus dik zou zijn. Er was geen middenweg, geen grijs gebied. Het was alles of niets, perfect of waardeloos, zwart of wit.
Op een gegeven moment was ik door mijn depressie en eetstoornis diep ongelukkig geworden. Ik had Boulimia Nervosa en zat gevangen in een vicieuze cirkel van lijnen, eetbuien en braken. Ondanks mijn vele pogingen om af te vallen heb ik echter altijd een gezond gewicht gehad. Op een gegeven moment was het wel gelukt om iets lichter te worden, maar blijer werd ik daar niet van. In tegendeel, het gevoel ‘dik te zijn’ werd alleen maar sterker.
Ik voelde me jarenlang dik, lelijk, waardeloos en bovenal ongelukkig. Waarom kon ik niet gewoon plezier in het leven hebben, zoals alle andere mensen? Ik was zo kwaad op mezelf en vroeg mezelf af ‘waarom ik niet gewoon dun kon zijn’. Echter, in werkelijkheid probeerde ik te achterhalen waarom ik niet ‘gewoon gelukkig’ kon zijn.
Ik ging me steeds slechter voelen, en op een gegeven moment was ik zo moe en verdrietig dat ik het gevoel had niks meer te verliezen te hebben. Na jarenlang rommelen met eten kon ik er niet meer om heen: wat ik deed werkte niet. Geluk zat hem dus blijkbaar niet in dun zijn of lijnen, anders was ik toch allang het gelukkigste mens van de wereld geweest? Iets klopte er dus niet in mijn redenatie, namelijk dat dun zijn helemaal niks met geluk te maken heeft.
‘Liever dik dan ongelukkig’
Op een gegeven moment schoot de gedachte ‘ik ben nog liever dik dan zo ongelukkig als nu’, door mijn hoofd. Dit idee werd uiteraard meteen door de eetstoornis in de grond gestampt als zijnde belachelijk. Mijn eetstoornis was namelijk al zo lang in de weer om er alles aan te doen om mij dun en gelukkig te maken, dat dit idee ondenkbaar was.Toch bleef het ergens sluimeren in mijn achterhoofd en begon ik er meer en meer aandacht aan te besteden. ‘Zou het dan echt beter voelen om dik te zijn dan ongelukkig?’
Het gekke was dat ik me op dat moment eigenlijk al dik voelde, maar rationeel gezien wist dat het niet zo was, omdat ik een gezond gewicht had. In weze was ik wanhopig opzoek naar een manier om mezelf en mijn lichaam te kunnen accepteren en de gevoelens die hierbij kwamen kijken vatte ik samen in ‘liever dik dan ongelukkig’.
Dat dun zijn geluk, en dik zijn ongeluk betekent, is de grootste onzin die mijn eetstoornis me ooit heeft wijsgemaakt. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe verraderlijk en onwaar deze gedachte is en hoe het me alleen maar ellende heeft gebracht. Achteraf gezien vind ik ‘liever dik dan ongelukkig’ ook best een oneerbiedige gedachte. Je gewicht zegt immers niks over wie je bent als persoon en al helemaal niet over of je gelukkig door het leven gaat of niet. Alsof een hoger gewicht het ergste is dat je als mens kan overkomen. Ik schaam me dan ook best voor deze onhandige verwoording, maar heeft het me wel veel geholpen tijdens mijn herstel.
Van de zin ‘liever dik dan ongelukkig’ heb ik geleerd om mijn geluk voorop te stellen. Ik durfde te kiezen voor geluk en durfde mijn angsten omtrent mijn gewicht aan te gaan. Het stelde me in staat om mijn geluk los te koppelen van de weegschaal en daardoor kon ik grote stappen zetten in mijn herstel. Het hielp me om te accepteren dat er een kans was dat mijn gewicht zou stijgen als ik de cirkel van lijnen, eetbuien en braken zou doorbreken. Ik had een nieuw doel om naar toe te werken en was bereid om daarvoor een sprong in het diepe te nemen. Het was een stap in de richting van zelfacceptatie.
Uit ervaring weet ik dat, nu ik me weer goed voel, mijn gewicht veel minder belangrijk voor me is. De zoektocht naar geluk is niet altijd makkelijk, maar één ding is zeker: je gewicht heeft er niets mee te maken.
Stel jij je geluk boven je gewicht?
Geef een reactie