Twaalf maanden geleden pakte ik mijn spullen om op mezelf te gaan wonen. Studeren, ergens anders beginnen, een nieuwe start maken. Aan de ene kant kon ik niet wachten om weg te gaan en aan de andere kant kreeg ik het er benauwd van. Ongeveer een maand voor mijn vertrek had ik mijn laatste afspraak in de kliniek voor eetstoornissen. Met eten kon ik alles onder controle houden en aan mijn gewicht, wat zich nog steeds in het gele vlak bevond, zou ik in mijn toekomstige woonplaats wel gaan werken. In augustus vorig jaar verhuisde ik.
Twee uur lang zat ik zwijgend in de auto en ik weet nog goed wat ik als eerste deed toen mijn ouders mij alleen lieten. Dat was op de grond liggen en huilen. Nu, een jaar later, kan ik me niet meer voorstellen dat ik nog bij mijn ouders zou wonen. Ik heb ze nog steeds nodig, dat moet ik toegeven, maar ik ben ook gaan beseffen dat ze het staartje van mijn genezing tegenhielden. Om te experimenteren had ik weer vrijheid nodig. Ik kon nog niet helemaal zonder ouders, maar ik kon ook niet meer met ze.
De eerste weken dat ik alleen woonde, wisselde mijn stemming als het weer van de weersverwachting. Het ene moment kon ik dansend door mijn kamer rennen, het volgende moment lag ik huilend onder de dekens. Het voelde vreemd om ergens rond te lopen waar niemand wist hoe ziek ik tot kort geleden was. In de supermarkt kenden ze me niet, en dus stond ik ook niet langer bekend als ‘het meisje dat altijd alleen maar de etiketten leest’.
Mijn ouders waren bang dat ik een terugval zou krijgen. Daar ben ik zelf ook een tijdje bang voor geweest, maar door de hele tijd tegen mezelf te zeggen dat mijn opleiding aan de kunstacademie nu belangrijker was, kon ik de focus ergens anders op leggen. Op mijn toekomst. Op iets waar ik van hield: kunst maken. De reden dat ik verhuisde was omdat ik een opleiding had gekozen die me geweldig leek. Ik wist van tevoren niet hoe het daar zou zijn, op de kunstacademie, maar achteraf gezien ben ik blij dat ik school boven mijn eetstoornis verkoos. Een nieuwe klas, een nieuwe opleiding, een nieuwe omgeving. Niemand kende me daar in het begin, en juist dat gaf me de mogelijkheid om te kijken of ik ook zonder mijn eetstoornis kon. Of ik hem niet eindelijk, helemaal los zou kunnen laten.
Studeren op een kunstacademie met een eetstoornis bleek niet makkelijk. Dat kunstopleidingen zwaar konden zijn, wist ik, maar dat ze zo zwaar konden zijn, had ik nu ook weer niet verwacht. Voor een groot deel, zo leerde ik, lag dat aan mezelf. Ik weet dat ik perfectionistisch ben. Ik wil alles altijd onder controle hebben en als het even kan, wil ik ook graag boven anderen uitkomen. Maar iedereen op een kunstacademie wil de beste zijn. Er wordt veel van je verwacht, het is ontzettend persoonlijk, maar het geeft je ook een kick. Pas nu ik zomervakantie heb, besef ik hoeveel ik het afgelopen jaar bereikt heb. Voor mijn gevoel ben ik echt iemand anders geworden en mijn eetstoornis heb ik niet meer nodig. Hij zal nog wel altijd deel van me uitmaken, zeker als ik – en dat gebeurt nogal vaak- stress voor deadlines heb, maar wat ik ook weet, is dat er andere dingen zijn die me controle kunnen geven. Een compliment, een goede daad, leuke dingen doen met klasgenoten. Als mens ben je veel meer dan alleen hoe je eruit ziet en dat ben ik gaan beseffen sinds ik op mezelf ging wonen.
Mijn volgende doel is na de zomervakantie nog meer dingen anders te gaan doen. Ik heb het afgelopen jaar gemerkt dat ik je ook door kunt slaan met ‘je op iets anders focussen‘ en de enorme hoeveelheid druk heeft ervoor gezorgd dat mijn ongesteldheid soms maanden uitbleef.
‘Gun jezelf toch eens wat ontspanning,‘ zeiden mijn ouders dan, als ik in het weekend weer eens uitgeput voor de deur stond. ‘Volgens mij doe je dat veel te weinig.’ En hadden ze gelijk? Ja, ze hadden gelijk. Als je met iets bezig bent dat je echt graag wilt, zoals in mijn geval mijn opleiding, kun je jezelf daar weleens in verliezen, zoals ik. Ik nam niet eens de tijd meer om echt een goed boek te lezen, terwijl ik dat vroeger bijna wekelijks deed. Nu ik vakantie heb, besef ik pas hoe erg ik dat gemist heb. Af en toe een film kijken, iets leuks doen met klasgenoten, of met z’n allen uit eten gaan. Aan de zeldzame keren dat ik dat wel gedaan heb, heb ik de beste herinneringen overgehouden. Met de klas uit eten gaan bijvoorbeeld, zorgde ervoor dat ik iedereen beter leerde kennen. Ik vond het ontzettend eng, -met name omdat niemand wist hoe moeilijk ik het had met het bord dat voor me stond-, maar die onwetendheid gaf me wel de mogelijkheid het gewoon te doen. Ik kon weer genieten van een pizza. De nadruk lag niet meer op ‘kijk eens hoeveel calorieën dit zijn’, maar op ‘kijk eens hoe gezellig dit is’.
Met een paar van mijn klasgenoten heb ik sinds kort de afspraak eens in de zoveel tijd iets leuks te gaan doen. Dat leuks bestaat dan uit eerst samen eten en daarna naar de film of een voorstelling. De eerste keer dat ik dit deed met anderen, vond ik het moeilijk, maar omdat het zo gezellig en zo ‘normaal’ bleek te zijn, had ik terwijl ik na afloop weer in bed stapte, al gelijk zin in de volgende keer.
Over een paar weken ga ik met vier van mijn klasgenoten op vakantie. Ik weet dat ik dan uit het ritme van een gewone schoolweek zal raken, maar ik weet ook dat het heel erg gezellig gaat worden. Dat ik een eetstoornis heb, weten deze vier klasgenoten, maar echt rekening wordt er niet mee gehouden. En zo wil ik het ook. Om mijn eetstoornis achter me te kunnen laten moet ik weer flexibel worden. Ik moet leren inzien dat af en toe een ijsje echt niet zoveel kwaad kan en al helemaal niet zoveel als het stemmetje in mijn hoofd me de afgelopen jaren steeds wijs probeerde te maken. Als ik het dan toch moeilijk krijg, zeg ik tegen mezelf: ‘IJs is lekker, en als je even goed nadenkt, weet je dat je dat zelf ook vindt.’
Dat maakt het makkelijker. Dat zorgt ervoor dat ik weer durf te genieten.
Geef een reactie