Angst. De rode draad die zich door mijn leven heeft geworsteld en te hardnekkig is om uit te roeien. Ik vind angst een moeilijk begrip wat te koppelen is aan vele levensterreinen. Angst is een gevoel van op de rand naar de afgrond staan. Ga ik wel, of ga ik niet? Een gevoel als een sluipmoordenaar wat te merken is aan elke vezel in je lichaam. Hartkloppingen, kippenvel, versnelde ademhaling, buikpijn, trillen. Angst grijpt je naar je keel, verlamt je, bevriest je tot het moment dat je besluit te vechten of vluchten. Het zorgt ervoor dat je ten alle tijd paraat staat voor een eventuele ramp die zich voor zou kunnen doen. Met de opluchting nadien als de angst overwonnen is. Het fijnste gevoel ter wereld. Het “I did it en niemand kan mij wat maken”-gevoel.
Ik heb echter één groot afweermechanisme wat zich in elke situatie voor lijkt te doen, zo ook bij angst: lachen. Moet ik huilen? Lach. Ben ik boos? Verdwijn uit mijn gezichtsveld, ik negeer je of ik lach. Ben ik bang? Ik bevries, vecht of lach. Weet ik niet wat ik met mezelf aan moet? Lach. Komen anderen te dichtbij en wil ik ze op afstand houden, of leuk gevonden worden? Lach. Oftewel: lachen is the key.
Ik lach als ik val, heb van de waarheid niets begrepen. Als een toneelspel, poppenkast. Niemand het achterste van je tong laten zien en vooral zelf totaal niet weten wie je bent en wat je denkt. Dat beangstigt me.
Een afweermechanisme, masker, wat tot voor kort gewerkt heeft maar mij steeds meer in de weg zit. Ik durf mijn masker niet te laten vallen, bij niemand niet. Daar komt het begrip angst weer bij kijken. Ik wil me zo graag volledig open kunnen stellen bij therapie en ook daarbuiten, maar het lukt me (nog) niet. Ik wil kunnen huilen, schreeuwen, bang zijn, boos, verdrietig. Daartegenover wil ik weer oprecht blij zijn, gelukkig, genieten van de kleine dingen. Ik wil leven. Leven met alles wat daarbij hoort.
Ik wil dat iemand mij een keer niet gelooft in wat ik zeg met mijn mooie verhalen over dat het goed gaat, dat ik een fantastisch leven heb, begin aan een nieuwe baan, de leukste studie ooit heb, fantastisch werk met de beste vriendinnen ooit. Ik wil dat iemand ziet dat het niet goed gaat. Iemand waarbij mijn afweermechanisme geen functie meer heeft. Ik wil dat iemand mij vasthoudt en net zolang door blijft gaan totdat ik het lachen niet meer volhou en breek. Ik wil dat iemand mij helpt, want ik kom er zelf niet meer uit.
Zoals angst met het bijbehorende afweermechanisme van lachen een groot thema in mijn leven is, heb ik daarnaast nog een afweermechanisme: zo min mogelijk eten. Als een sport. Hoe ver kun je gaan totdat je het écht niet meer trekt? Ik straf mezelf, walg van mezelf en mijn lichaam. Sporten, in beweging blijven. Mijn vluchtroute voor alles. De zijweg waar ik altijd op terug kan vallen als ik de weg niet meer weet. Veiligheid, controle, het gevoel iets te kunnen. Dat is wat het mij oplevert. Al weet ik dat ik er veel tijd, energie, feestjes, vriendschappen en tranen voor heb moeten inleveren. Ik ben mezelf kwijt.
Maar in het proces van herstel leer ik elke dag weer meer. Dat het oké is om je soms niet oké te voelen. Dat je moeilijkheden mag delen. Om hulp mag vragen. Want je mag er zijn. Hoe moeilijk ook, het is écht waar.
You’re not a victim of sharing your story. You’re a survivor setting the world on fire with your truth. And you never know who need your light, your warmth and courage.
Geef een reactie