Soms gaan eerste ontmoetingen tussen personen heel duidelijk: twee paden kruisen elkaar op een bepaald moment, de een stelt zich voor, de ander doet dat ook, en de basis staat. Soms gaat het echter anders. Soms leer je iemand geleidelijk kennen. Zo ging dat met E. Wanneer ze precies in m’n leven kwam weet ik niet meer.
Tussen E en mij klikte het in eerste instantie heel goed. We hadden een raakvlak, en dat was onze mening over schoonheid. Wanneer we een foto zagen van een dun model waren we het er vanzelfsprekend over eens dat haar lichaam perfect was. We keken om ons heen naar andere meisjes, en vergeleken hen met mij. Hadden ze dunnere benen dan ik? Was mijn buik platter? Wie had de smalste heupen? Oftewel: wie was het mooist? Dat was hoe het begon.
Later kwam er iets nieuws bij waarop we ons focusten: Voeding. Tijdens de lunchpauze hielden we in de gaten wat de mensen om ons heen aan het eten waren. Was het veel? Was het vet? Wie at er gezonder, die mensen of ik? En was er een verband tussen wat en hoeveel de mensen aten en hun schoonheid?
We begonnen de smaak te pakken te krijgen, het vergelijken werd onze nieuwe bezigheid. Altijd als we iemand observeerden die het slechter deed dan ik, dan gaf dat een kick. “Zie je wel!”, zei E dan tegen me. “Dat meisje met die Twix! Haar benen! Anderhalf keer zo dik als die van jou!” Dat motiveerde me dan om ‘gezonder’ te eten, want het gevoel om beter te zijn in dun zijn en ‘gezonder’ te eten dan anderen, was fijn.
Maar soms kwam er een concurrent langs. Als we een meisje zagen dat slanker was dan ik werd ik daar chagrijnig en weemoedig van. E was degene die me op die momenten coachte. “Je moet het niet opgeven, M! Ga een rondje hardlopen en eet de rest van de week niets extra’s meer naast de drie maaltijden. You go girl, wacht maar tot je straks vijf kilo lichter bent! Alle meisjes zullen jaloers zijn, alle jongens zullen je willen!”
E begon steeds negatiever te denken over mijn figuur en eetpatroon. Ze werd strenger en strenger. Ik mocht steeds minder eten, moest meer en meer bewegen, en ze zette me steeds vaker voor de spiegel. “M! Kijk nou hoe dik je bent! Je wilt toch dat iedereen je mooi vindt? Pfff… Er moet iets gebeuren, werk aan de winkel! Morgen geen ontbijt, en ook geen lunch! Voor je gaat trainen mag je iets kleins eten, maar niet te veel!”
Hoewel negativiteit me over het algemeen demotiveert werden de mening en steun van E met de dag belangrijker voor me. Ik geloofde alles wat ze zei en wilde altijd braaf doen wat ze me beval. Al waren er honderd mensen die me wanhopig het tegenovergestelde op het hart drukten, honderd mensen die écht om me gaven en me smeekten normaal te eten en mezelf te accepteren zoals ik was, ik wilde alleen naar E luisteren.
Ze deed alsof ze van me hield, maar haar enige doel was om de macht over me te winnen. Het maakte haar geen moer uit of ik daar gelukkiger van zou worden of niet, en of ik überhaupt wel zou blijven leven. Ze was me aan het uithongeren en maakte me zieker en zieker. Ik haatte haar, maar tegelijkertijd was het ook ontzettend fijn om haar haar zin te geven. Het zo min mogelijk eten gaf me zo veel voldoening, het dunner zijn dan andere meisjes gaf zo een kick. E was m’n beste vriendin, maar ook m’n grootste vijand….
Geef een reactie