Dit is mijn huisje. Er zitten twee ramen in en een deur. Voor de ramen hangen twee lagen gordijnen, eerst een dun gordijn, eentje die alleen het licht doorlaat, en een donker zwart gordijn, die al het licht buiten mijn huisje houdt.
In het huis staat niets, ik heb immers helemaal niets nodig. Ik mag niet eten, ik mag niet rusten, ik mag niet verlangen en al zeker niet dromen. Toch is het veilig in mijn huis, ik heb hier alles onder controle. door sunbeam
Niemand mag binnenkomen, want het is van mij. Ze mogen zich niet eens door het tuinhekje wagen, want stel dat ze erachter komen hoe mijn huisje eruit zou zien. Misschien vinden ze het wel helemaal niet mooi, misschien willen ze wel dat ik onmiddellijk naar buiten kom of pakken ze het van me af.
Ze moeten daar blijven, achter het hek. Weg, heel ver weg. Af en toe komt er eens iemand voorzichtig het hekje opendoen, iemand die me wil helpen. Iemand die me misschien niet gelijk uit het huisje sleurt, iemand die ik een klein beetje vertrouw.
Soms blijven ze in de tuin staan en proberen ze naar binnen te kijken, soms komen ze bij het raam een praatje maken, als de ramen openstaan. Toch komen ze wel eens te dichtbij, dan word ik bang. Heel erg bang, omdat ze laten merken dat mijn huisje niet goed is. Dat ik naar buiten moet komen, dat buiten veel fijner is, maar ik geloof ze niet. Dan trek ik mijn gordijnen dicht, de zwarte, laat geen enkel licht meer binnen en ga op de harde vloer in de hoek van mijn huisje zitten. Daar ben ik veilig. Ik hou de deur en de ramen in de gaten en begin na te denken.
Toch is dat niet zo fijn, dat nadenken. Eigenlijk wordt ik er best wel gek van, al die gedachtes die door mijn hoofd spoken en waar ik me echt niet beter door ga voelen. Een grote donkere wolk verzamelt zich in mijn huisje, maar ik mag niet klagen. Hier is het veilig, hier weet ik precies hoe alles gaat, hier kan ik alles zelf bepalen, hier hoef ik niet na te denken over wat andere mensen van me vinden, hier voel ik veel minder emoties, hier wordt ik niet aangeraakt.. Hier is het toch wel fijn. Ik mag niet klagen, ik hoor blij te zijn dat ik zo’n mooi en veilig huisje heb.
Af en toe zie ik buiten de zon schijnen, een paar kleine zonnestralen weten door te dringen en mijn koude armen worden een beetje warmer. Hier hoort geen warmte, maar toch, het heeft wel wat. Ik merk dat ik er vrolijk van wordt. Voorzichtig schuif ik de gordijnen nog wat verder open, maar een heel klein stukje, als het me bevalt, mogen ze morgen nog een stukje verder. Buiten zie ik kinderen spelen, er loopt een zoenend stel voorbij, vriendinnen liggen lachend in de zon op het gras en een paar jongens zijn aan het voetballen. Voorzichtig komt daar een verlangen op.. Zou ik ook? Zou dat kunnen? Zo zorgeloos?
Terwijl ik dat denk vult mijn huis zich brommend met woorden. De donkere gedachtenwolk drukt me bij het raam vandaan. ‘Maar jij kunt dat niet, het is daar buiten niet veilig’, ‘hoe weet je nou zeker dat het goed gaat?’, ‘willen mensen wel met jou omgaan, met zo’n waardeloos persoon?’, ‘alsof jij zoveel plezier mag hebben’, ‘pas maar op, het is niet alleen maar leuk, er komen nog veel meer nare emoties bij kijken’, ‘zometeen gaan mensen je daar aanraken als jij dat niet wilt’..
‘Hier zijn geen mensen, geen emoties, hier voel je je niet zo waardeloos, hier ben je veilig.‘
Snel kijk ik nog naar buiten. Het zonnige grasveld verdwijnt in de verte. Nog wel te zien, maar zo ontzettend klein.. Een wankele brug verschijnt bij de uitgang van mijn tuinhekje, verderop een bevroren vijver die ook niet erg stevig lijkt, struiken met doornen, waar ik allemaal over en doorheen zal moeten om bij het grasveld te komen. En ik wil. Ik wil zo ontzettend graag. Al weet ik niet zo goed meer hoe het daar was, toch wil ik erheen. Genieten, net als iedereen. Gewoon een normaal meisje zijn die daar in het gras zou liggen, de bal afpakken van de jongens en een potje meespelen, zoenend met haar vriendje op de stoep staan en later met haar kinderen aan het wandelen is. Zo iemand. Wauw, wat zou dat prachtig zijn..
Maar het kan niet, hoe moet ik daar ooit komen? Ik durf niet eens mijn eigen deur uit. Mijn raam opendoen en met iemand kletsen, iemand toelaten is de grootste overwinning tot nu toe. En wat als ik mijn deurtje uit ga, als ik in een stoere bui die beslissing neem. Wat dan? Stel dat de brug me niet houdt, stel dat ik uitglijd op het ijs of dat de doornen me kapot maken. Dan antwoorden ze: ‘je kunt altijd terug’. Nee. Dat is niet waar. Elke angst die ik aanga veranderd mijn huisje. Dat is juist wat ik zo ontzettend eng vind, mijn huisje mag niet veranderd worden. Hoe weet ik zeker dat als ik die brug over ben.. dat mijn huisje er dan nog staat? Dat het nog hetzelfde is? Dat niemand er een bed of nog erger: een keuken, in heeft gebouwd? En wat als ik te snel wil.. Dan val ik sowieso.
Ik weet dat ik mag vallen, maar vallen is ook eng. Het moet in een keer goed gaan, als ik ervoor ga, dan moet het ook goed. Maar dat kan niemand me verzekeren, dat kan ik mezelf niet verzekeren. Dat is iets dat ik niet weet voor ik die keuze ga maken, het zal nooit meer hetzelfde zijn als ik die keuze maak en dat maakt me bang. Ik wil mijn huisje heel graag kwijt, ik zou het verbranden, want niemand gun ik zo’n huisje. Maar wat ben ik zonder mijn huisje? Ik zou wat kunnen worden, want dat heb ik gezien door het raam. Al die andere mensen zijn ook wat geworden. Het probleem is alleen dat ik het niet zeker weet, ik weet niet of het werkt om er zomaar uit te lopen. De handen die worden uitgereikt om met me mee te lopen, durf ik niet aan te nemen. Want kan ik ze vertrouwen? Laten ze me niet vallen? Trekken ze me niet uit mijn huisje om het daarna te verbranden en mij vervolgens in het grote niets laten liggen, waar ik wanhopig naar houvast zou zoeken..
Maar ik weet ook dat als ik in dat huisje blijf zitten, dat er dan helemaal niets meer van me overblijft. Dat de veiligheid langzaam verdwijnt en ik uiteindelijk dood zal gaan.
Had ik dat hele huis maar nooit gebouwd.
Had ik maar nooit een eetstoornis gehad.
Geef een reactie