Ik zit op de bank tussen mensen die ik eigenlijk niet zo goed ken. Het zijn vrienden van een vriendin van mij. Zo onopvallend mogelijk probeer ik mijn armen voor mijn buik te vouwen. Het liefst zou ik er een kussentje voor doen, maar die zie ik nergens liggen. Ik druk mijn lichaam naar achteren in het hoekje van de bank. Ik wil dat er zo min mogelijk van mijn lichaam te zien is. Dat er zo min mogelijk van mij te zien is. Het liefst raakt mijn lichaam dat van de persoon naast me niet aan. Als mijn lichaam aangeraakt wordt, voel ik dat ik besta. Letterlijk. Dan ben ik me nog bewuster van mijn lichaam, nog bewuster van mijn zijn. En dat is het laatste dat ik wil.
Tijdens mijn eetstoornis was ik enkel bezig met hoeveel ik at. Het moest altijd minder, het was nooit goed genoeg. De hele dag dacht ik aan alles wat met eten en mijn lichaam te maken had; mijn gevoel en al mijn keuzes werden erdoor geleid. Toch, zoals de meesten van jullie al wel weten, gaat een eetstoornis niet echt over eten. Terugkijkend op de periode dat eten en mijn gewicht een dagelijks gevecht waren, realiseer ik meer en meer dat mijn eetstoornis voor mij een manier was om zo min mogelijk ruimte in te nemen. Letterlijk en figuurlijk. Dit is iets waar ik mensen met een eetstoornis vaker over hoor praten. Van deze behoefte was ik me destijds overigens niet bewust. Het is iets waar ik achter ben gekomen tijdens mijn herstelproces.
Afvallen en eetbuien
Ik wilde mijn lichaam zo klein mogelijk hebben. Door af te vallen, zou ik letterlijk minder ruimte innemen. Hoe minder er van mij was, hoe beter het zou zijn. Het minder eten bracht me echter ook nog iets anders dan minder lichaam. Namelijk ook eetbuien. Na een periode van obsessief minder eten, sloegen de knoppen bij mij om. De eerste keer dat dit gebeurde was ik in shock: Hoe kon ik dit doen?! Het volle gevoel vond ik verschrikkelijk. Het maakte dat ik mezelf meer aanwezig voelde. Een gevoel dat ik juist probeerde te vermijden. Ik wilde het niet, maar de eetbuien leken een soort parasieten in mijn leven die besloten hadden niet zomaar weg te gaan.
Ik zat vast. Vast in de welbekende cirkel van zo min mogelijk eten en eetbuien. Aan de ene kant vond ik het afschuwelijk, aan de andere kant vond ik het fijn. Doordat mijn leven werd beheerst door eten en niet eten, hoefde ik mij met niks anders meer bezig te houden. In mijn beleving waren andere dingen ook niet echt belangrijk meer. Mijn gevoel was donker en leeg. Ik, of eigenlijk mijn eetstoornis, sloot alles wat ik daarvoor mooi, belangrijk en fijn vond.
Als ik er nu zo aan terugdenk kan ik het vergelijken met het gevoel alsof je van onder tot boven bent ingewikkeld met bubbeltjesplastic. Je kunt er een beetje doorheen kijken, maar je ziet niks écht duidelijk. Het was verstikkend en veilig tegelijk. Beschermd van de buitenwereld, opgesloten in mijn eigen bubbel. Niks komt binnen, niks kan naar buiten.
Bang om fout te zijn
Dat gevoel was wat ik op dat moment wilde voelen. Wat voor mij op dat moment veilig was. Ik sloot mijzelf buiten van het echte leven. Ik wilde er ook zo min mogelijk van meekrijgen. Hoe minder ik aanwezig was, hoe minder ik de verantwoordelijkheid hoefde te nemen voor wat ik vond, wie ik was en wat ik deed. Ik durfde niet. Ik durfde niet hardop te zeggen wat ik voelde of wat ik dacht. Ik wist niet wat ik leuk vond of wat ik wilde. Ik was extreem onzeker en daardoor bang. Bang om mezelf te zijn en bang dat alles daaraan fout was. Ik was bang dat ik niet kon waarmaken wat er van mij verwacht werd, terwijl ik eigenlijk geen idee had wat er dan van mij verwacht werd. Bij voorbaat dacht ik al dat ik het niet zou kunnen.
De eetstoornis was een manier om mijn angsten niet aan te hoeven gaan. Een manier om de eventuele lastige waarheid niet onder ogen te hoeven komen. Ook al wist ik nog niet eens zeker of ik ergens goed of slecht in was, of ik iets wel of niet zou kunnen. De angst om het niet te kunnen was dusdanig sterk dat ik het bij voorbaat niet aan durfde te gaan en mij in mijn eetstoornis verstopte.
Hoewel het een veilige manier leek, een goede oplossing, was het ook iets waar ik niet meer uit kwam. Hoe langer de eetstoornis voortduurde, hoe verder mijn mogelijkheden om een gelukkiger leven te leiden voor mijn gevoel van mij af kwamen te liggen. Aan de ene kant was dit voor mij des te meer reden om aan mijn eetstoornis vast te houden. Als een reddingsboei die steeds verder wegdreef van het vaste land. Loslaten en zwemmen was de enige optie om weer aan wal te komen, maar dan moest ik dat wel doen.
Gevoel ontdekken en toelaten
De behoefte om zo min mogelijk ruimte in te nemen, kwam voort uit een angst om te leven. Wanneer er minder van mij zou zijn, des te minder ik fout kon doen. Hoe minder ik mijzelf toeliet om dingen te voelen, hoe minder het allemaal uitmaakte. Ten minste, dat dacht ik. Hoe langer mijn eetstoornis voortduurde, hoe meer ik er achter kwam dat ik niet om mezelf heen kon. Linksom of rechtsom; ik moest met mezelf leren leven. Het idee dat ik nog jaren te gaan had maakte mij bang, maar het gaf me tegelijkertijd ook kracht. Ik wilde zo niet verder, niet nog 60 jaar met een eetstoornis op mijn rug.
Dat was makkelijker gezegd dan gedaan natuurlijk. Met stappen vooruit, maar vaak ook flinke stappen terug, liet ik mijn eetstoornis steeds meer los. Hoe meer ik de eetstoornis losliet, hoe meer ruimte er kwam voor mijzelf. Hoe ik die ruimte moest vullen, wist ik niet. Het heeft mij deels geholpen om dingen te doen die ik vóór mijn eetstoornis leuk vond en daarnaast om nieuwe dingen te ontdekken. De momenten dat ik alleen was, bleven lastig. Vaak voelde ik me dan leeg en erg verdrietig. De confrontatie met mijzelf en mijn gevoel vond ik erg lastig. Het gevoel niet te weten wat ik wilde of wat ik voelde maakte mij in de war. Waar ik dit gevoel eerst ontweek met mijn eetstoornis, moest ik het er nu gewoon laten zijn.
Ondanks dat ik mijn eetstoornis al een aantal jaar goed onder controle had, bleef het lege gevoel bestaan. Van mijn onzekerheid bleef ik ook nog erg veel last houden. Uiteindelijk ben ik met behulp van Mentalisation Based Therapy op zoek gegaan naar mijn eigen gevoel. Ontzettend eng maar ook heel leerzaam. Door te ontdekken wat ik voel en waarom, erken ik dat mijn gevoel er mag zijn en daarmee dat ik er mag zijn. Eindelijk leer ik ruimte geven aan wie ik ben. Ik durf te zeggen dat ik er mag zijn en ben niet meer bang om ruimte in te nemen.
Hoe maak jij ruimte voor jezelf?
Geef een reactie