“Heel veel plezier lieverd! En af en toe iets appen he?” Daar gaat hij, mijn vriend. Een weekend naar een festival met vrienden. Ik ben heel blij voor hem, hij doet dit jaarlijks en ze krijgen dit jaar mooi weer. Ik zie de glundering in zijn ogen. Ik verstop me een beetje achter mijn tijdschrift en wil het afscheid niet te dramatisch maken. Hij gaat gewoon even weg, zoals ieder ander. En ik blijf één weekend in het jaar alleen thuis. Drie dagen, twee nachten. Hoe moeiijk kan het zijn? Maar mijn eetstoornisstemmetje grijpt gelijk zijn kans. “Dit weekend ga je niets eten en niemand die het doorheeft!”
Een ruim half jaar geleden werd de eetstoornis NAO bij mij geconstateerd. Mijn vriend en ik waren erg geschrokken. Ik heb overgewicht en dacht eerlijk gezegd nooit aan een eetstoornis. Ik wist wel dat ik rommelde met eten, maar ik dacht dat ik gewoon naar een diëtist gestuurd werd voor één sessie en dat ik dan het maar weer op moest pakken. Gewoon weer normaal moest doen. ‘Doe nou maar gewoon normaal!’ zei ik tegen mezelf. Ik kon niet meer normaal eten. Wat was eigenlijk normaal eten? En was het wel normaal dat ik dagelijks sportte? Ineens was niets meer normaal. Ik had dus echt hulp nodig…
Hij zag destijds dat het niet goed met me ging. “Voor jij je fitnesschema weer gaat verzwaren om meer af te vallen, ga je eerst naar de dokter” zei hij tegen mij. Oke, ik vond dat destijds echt niet leuk om te horen, maar hij zei dit omdat hij van me houdt en zag dat het niet goed ging. Ondanks dat ik nog geen idee had waarom ik bij de huisarts zat, pakte zij het super op en herkende gelijk mijn problematiek.
Ik mocht in therapie. Wekelijks een middag in een groep. Gedurende die weken kon ik altijd alles tegen mijn vriend zeggen en hij hielp me ook enorm. Hij durft tegen mijn gesmeek in te gaan als ik vond dat ik die dag écht een chocolaatje nodig had. “Nee schat, door dat chocolaatje ga je je niet beter voelen. Kom eens hier, dan krijg je een knuffel.” Strompelvoetend liep ik dan naar hem toe. En als ik niet naar hem toe kwam om de knuffel te halen, liep hij naar mij toe, boog zich over mij heen en gaf een kusje op mijn voorhoofd.
Gedurende de therapie was hij vreselijk lief. We maakten samen eetplannen, lunchten iedere dag samen. Ik had avonden dat ik het écht niet meer wist en de hele avond in de bank lag te huilen. Hij legde een dekentje over mij heen, gaf me kusjes en ging dan toch gewoon naar zijn vrienden. Dat moest hij ook van mij, zijn leven mocht niet stil staan door mijn klachten. We vonden met hulp van mijn therapeut best een mooi evenwicht. Ik moest leren aangeven als ik wilde dat hij thuis bleef. Hij vroeg het iedere keer, voor hij met vrienden afsprak of hij toch niet thuis moest blijven van mij. Vaak zei ik nee, maar ik leerde op therapie ook af en toe ja te zeggen en te vragen of hij bij mij wilde blijven. Ook als ik verdrietig was. Hij mocht mijn verdriet zien. Onze relatie kreeg een andere dimensie. Ik hoefde niet meer altijd mooi en sterk voor hem te zijn. Hij zag mij ook gebroken, verdrietig. De knuffels die ik dan van hem kreeg zijn me zoveel meer waard en hebben onze relatie alleen maar sterker gemaakt. Ik voelde me enorm gesteund en ook geliefd.
En toen was de therapie afgelopen. En opeens voelt het dan alsof je ‘er moet zijn’. Alsof het nu klaar is. Je moet genezen zijn. Ik herkende mijn foute gedachte. Waarom zou ik er dan nog naar luisteren? Ondanks dat ik blij ben dat het beter gaat, is het eetstoornis stemmetje nog steeds aanwezig, maar ik durf hem niet meer zo goed uit te spreken. Want dan begin ik weer te ‘zeuren’. Ik was nu toch genezen? Je hebt geen therapie meer, dus je bent er toch? Je herkent de stemmetjes toch en je wilt toch nooit meer terug naar hoe het geweest is? Het is helaas nog steeds een gevecht tegen weten wat goed voor me is en stemmen die iets anders tegen me zeggen.
En dus is mijn vriend nu op festivalweekend. En ik blijf thuis. De hele week van te voren raast er een stem door mijn gedachtes dat ik dat weekend niks mag eten. Dit is mijn kans. Nu controleert er niemand mij. En hij zal er nooit achter komen.
Hij is nog maar een uur weg en ik lig nog steeds in de bank. In gevecht met mijn gedachtes. ‘Malou, als je ooit beter wil worden is dit je kans om te bewijzen dat je het kan.’ Die stem uit mijn gedachte wil ik volgen. Ik denk terug aan alle therapieën, alle tips die ik heb gekregen. Ik zie het gezicht voor me van mijn vriend als hij thuiskomt en ik tegen hem moet liegen dat het goed gegaan is. Ik wil niet liegen. Ik wil dat hij trots op me is en dat hij me kan vertrouwen. Dat hij gewoon weg kan gaan zonder dat hij zich zorgen om mij moet maken. Ik wil zijn festivalweekend niet verpesten. Zijn vrijheid om op pad te gaan zonder mij. Zijn geluk ligt ook in mijn handen.
Na een uur dubben, sta ik op. Ik maak een lijst met wat ik dit weekend precies ga eten. Een gezonde lijst. Zes eetmomenten. Ik pak direct mijn boodschappentassen en ga naar de supermarkt om alles te halen. Ik ga mijn vriend bewijzen dat ik het kan. Dat de échte Malou sterker is dan de eetstoornis gedachte.
Veel plezier lieverd, dit weekend! Ik ga je trots maken! Al zal niemand weten wat voor een strijd er zich in mijn hoofd afspeelt om dat zo te laten zijn en wat voor een overwinning het is voor mij om ‘gewoon te eten’. Het gaat me lukken!!
Geef een reactie