Geworteld, heette het essay dat ik op de kunstacademie schreef. Het ging over het seringeboompje dat voor mijn slaapkamerraam stond. Een stekje van een grote boom van mijn opa. Het boompje dat voor mij symbool stond voor het leven. Mijn leven. Als ik wakker werd en ik deed de gordijnen open zag ik daar mijn boom. Toen we zijn verhuisd kon deze boom niet mee. Ik kreeg van mijn moeder een stekje mee, maar dat verzachtte de pijn niet. Dat was niet mijn boom. Dat was een slap aftreksel van wat ooit mijn levenssymbool was. Een stom kwetsbaar takje. Dat is niet wat ik wilde zijn.
Gewortelde veiligheid. Een veiligheid die soms niet te beschrijven valt, maar zeker aanwezig is. Een veiligheid die soms een gevoel van onrust en onmacht met zich mee kan brengen. Een veiligheid die je kent, die gewoon voelt. Een veiligheid die vertrouwd voelt. Dat was mijn boom. Als ik mijn nieuwe slaapkamerraam uitkeek zag ik ook een boom. Wel drie zelfs, maar allemaal waren het geen seringebomen en dus niet van mij.
Het liedje van mijn oma
Op Google Maps zie ik dat de boom er nog staat. Na al die jaren. Hij ziet er nog hetzelfde uit. Klein maar vol. Vlak voor die boom kreeg ik mijn eerste poppenwagen van mijn opa, is mijn barbie uit het raam gegooid, viel ik van de schommel en maakte ik ruzie met de gemene buurkat. Mijn oma zong voor mij dan altijd een liedje. Deze heb ik recent online terug gevonden dus hij was helaas niet speciaal voor mij gemaakt (wat ik wel altijd heb gedacht).
Op het weggetje bij de seringen,
loopt Lonneke zoetjes te zingen,
te zingen in de zon.
Haar haartje wuift in het windje,
ze wiegt haar kleine kindje.
Doe dijne dijne dom.
Er zit nog een stukje achter maar dat ken ik niet eens. Mijn oma herhaalde deze alinea’s altijd. Later toen zij is overleden heeft mijn moeder dit ook nog een tijd voor mij gezonden. Ik werd hier altijd heel rustig van en nog steeds hoor ik de stem van mijn moeder inmiddels in mijn hoofd als ik de tekst lees.
De theorie van mijn moeder
Ik was al veel ouder toen mijn moeder mij vertelde over haar bomentheorie. Iedereen heeft een aantal bomen, sommige wat groter en sommige wat kleiner. Vaak is één boom het grootst en het zwaarst. Tegen deze boom kun je schoppen, slaan, schreeuwen. De boom valt niet om. Het duurt wel even voor je deze om hebt. Daarom is het ook zo makkelijk om juist tegen deze boom te schoppen, de anderen zijn misschien wel te kwetsbaar. In je leven heb je een aantal mensen bij wie je terecht kunt. Dat zijn de bomen. In mijn geval was mijn moeder toen de grote boom. Ik stelde mij voor dat ze er dan uitzag als de boom uit Winnie the Pooh waar de uil zijn huisje in heeft. Groot en heel sterk met veel dikke takken. Soms wilde ik even in dat huisje wonen, als ik het zelf niet meer kon. Veilig en beschermd van de buitenwereld.
Tijdens mijn eetstoornis schopte ik veel tegen die boom aan. Ik wist mij geen raad met alle emoties en reageerde dit af op mijn moeder. Ik denk dat ik ondanks die dikke bast de boom wel wat barstjes heb geschopt, maar omvallen heeft hij nooit gedaan. Toen mijn moeder haar theorie deelde viel het een beetje op zijn plek. Ik schopte tegen de grote boom omdat ik deze het meest vertrouwde. Deze zou niet weggaan, waar een klein kwetsbaar boompje mijn geschop misschien niet had overleefd.
Ondanks die barstjes heb ik deze boom nodig gehad. Deze boom hielp mij aarden op momenten dat ik het zelf niet kon. Deze boom gaf mij de weerstand die ik nodig had en gaf mij de ruimte om te schreeuwen als het even niet meer ging. Bij deze boom mocht ik laten zien hoe moeilijk ik het had, hoe verdrietig of boos ik was. De boom oordeelde niet.
De barsten zijn uitgesproken. Mijn moeder weet hoe machteloos ik mij voelde en zelfs voelde ze dat eigenlijk net zo. Alleen had zij geen boom om tegen aan te schoppen, en brokkelde haar boom soms een beetje af. Toen ik begon met therapie had ik de boom steeds iets minder nodig. Ondanks de ruimte die ik kreeg, kon zij weer herstellen en kon ik mijn frustraties kwijt bij mijn therapeute.
Ondertussen is het stekje groot geworden en staat bij mijn zusje thuis. Het stekje hiervan staat nu weer bij mijn moeder. Mijn moeder noemt het een stamboom. Ik had ook een stekje, maar deze heb ik niet meer. Het stekje was voor mij niet de boom die ik bewonderde. Die boom is er nog, maar niet bij mij. Ik kan zonder die boom. Ook al vind ik het soms wel fijn om er even aan terug te denken, gewoon, omdat het kan.
♥
Deze blog kwam oorspronkelijk online in 2019
Geef een reactie