Op reis met als bestemming: kliniek

Een half jaar heb ik er gewoond. Vlak na mijn 17e verjaardag werd ik opgenomen in de kliniek van de Bascule, afdeling ‘San Francisco’. Dat klinkt een stuk exotischer dan het daadwerkelijk was, hoewel het op hetzelfde moment ook wel een beetje leek alsof ik echt een wereldreis ging maken: Ik pakte een boel kleren en spullen om een lange tijd mee door te kunnen in een koffer, ik leerde nieuwe mensen en nieuwe leefgewoontes kennen, ik kwam mijzelf tegen, maakte mijzelf comfortabel op een plek die ik niet kende en moest uiteindelijk weer wennen toen ik thuiskwam. 

Heimwee?

Ik kwam op het idee om deze blog te schrijven door een artikel wat ik las over heimwee hebben wanneer je opgenomen bent. Toen ik net naar het lege Word-document aan het staren was, met mijn vingers op het toetsenbord in de aanslag, realiseerde ik mij dat ik mij eigenlijk helemaal niet goed meer kan herinneren of ik heimwee had of niet. Ik besefte mij dat ik mij bijzonder weinig kan herinneren van de periode waarin ik opgenomen was. Ik moet heel diep graven en besloot daarom ook om mijn moeder te bellen. Ik vroeg haar wat zij nog weet en samen wisten wij terug te halen dat zij in ieder geval niet dacht dat ik heimwee had. De kliniek leek op dat moment de juiste plek voor mij.

Dat ik zo weinig meer weet, komt denk ik doordat ik destijds volledig in beslag genomen was door mijn eetstoornis. Mijn hele denken, mijn hele zijn, stond in het teken van eten, niet eten en compenseren. Ondergewicht wordt vaak gekoppeld aan het ‘niet voelen van emoties’. Ik had een heel gezond gewicht en toch voelde ik helemaal niets. Ook geen heimwee. Niks kwam binnen, maar er kwamen ook geen gevoelens ‘uit’. Ik zat vast in mijn hoofd, in mijn eetstoornis, in mijn eigen eetstoorniswereld.

Dit gevoel (of juist het niet voelen) had ik vooral de eerste periode in de kliniek, de eerste twee á drie maanden ongeveer. Dit duurde tot het moment dat mijn lichaam langzaam begon te wennen aan het gezonde eetpatroon. Ik begon stapje voor stapje open te breken en gevoelens weer toe te laten.

Ik weet nog heel goed dat mijn moeder mij er na mijn opname mee confronteerde dat ik tijdens mijn opname zo weinig reageerde op mailtjes en smsjes. Blijkbaar heeft mijn broertje destijds een aantal keer contact proberen te zoeken en heb ik nooit gereageerd. Ook als mijn ouders, broertje of vrienden op bezoek kwamen in de kliniek kon ik moeilijk contact met ze maken. Het verschil tussen hun wereld en die van mij was te groot, ik kon er niet bij. Misschien was het ook wel te confronterend, zij konden weer weg en ik bleef daar. Ik weet het niet meer precies, maar ik heb mij hier achteraf wel erg schuldig om gevoeld. Nu realiseer ik mij dat ik op dat moment niet anders kon. Ik zat zo vast in mijn eigen hoofd dat het niet lukte om contact te maken met de rest van de wereld. Misschien wilde ik dat achteraf ook helemaal niet, omdat ik het gewoon veel te eng vond allemaal. 

Thuis in de kliniek

Vanaf het moment dat ik weer meer begon te voelen en mij ook dus ook weer meer kan herinneren, was ik al redelijk op mijn gemak in de kliniek. Ik had van mijn onpersoonlijke kamer met plastic matras een fijn plekje gemaakt en kende het reilen en zeilen van het leven daar. Ik was niet meer de nieuwste en kon zelfs een beetje lol hebben met de andere cliënten en de sociotherapeuten. Ik had vrienden gemaakt en ik was mij thuis gaan voelen in de kliniek.

Hoewel er dagelijks enorme uitdagingen waren en ik overspoeld werd door emoties die ik lange tijd niet had gevoeld, was het er ook een soort van veilig. Het was een plek waar ik geen eetbuien kon hebben. Er werd mij precies gezegd wat ik moest doen. Daar kon ik in mee, of tegenin gaan, dat was mijn keuze. De ene dag was makkelijker dan de andere dag, maar meestal waren er socio’s die mij hielpen en ondersteunde in mijn strijd. Er waren een boel dingen die achteraf beter hadden gekund vanuit de behandeling, maar al met al heeft het mij wel geholpen.

Het leven in de kliniek is een echte wereld. Een wereld vol met angsten, moeilijke gesprekken, tranen en een oneindig lijkende strijd. Op hetzelfde moment is het een ‘neppe’ wereld. Een gemaakte wereld die volledig los lijkt te staan van de ‘echte’ wereld daarbuiten. Mijn leven in de kliniek had een ander tempo, een ander ritme dan de levens van mijn familie en vrienden. Het kliniek-leven zou niet voor altijd zijn en ooit zou ik weer naar huis moeten.

Thuis op bezoek

Ik weet niet meer precies hoe lang het geduurd heeft voordat ik voor het eerst weer eventjes naar huis mocht. Ik denk een maand of twee. Het ging om een bezoek van twee uurtjes tussen de grote eetmomenten door; ik mocht het tussendoortje thuis doen. Ik kan mij niet meer precies herinneren wat ik heb gedaan toen ik thuis was of hoe het precies ging, maar ik weet nog wel dat het onwennig voelde. Ik was op bezoek in mijn eigen huis, op bezoek in mijn eigen leven.

Het tussendoortje ging goed. Mijn ouders deden alsof het de normaalste zaak van de wereld was dat ik weer thuis was. Alsof ik niet zo lang weg was geweest. Hierop terugkijkend heeft mij dat geholpen. Ik was voor hun geen vreemde, geen bezoeker en dat zorgde ervoor dat mijn gekke, onwennige gevoel ook een beetje verdween.

De uren thuis werden steeds verder uitgebreid en dat bracht opnieuw een hoop uitdagingen met zich mee. Steeds meer eetmomenten moest ik zelf doen, steeds vaker was ik alleen. Ontelbare keren heb ik mijn weer eetstoornis bij de hand gepakt en mij mee laten slepen in de wereld die ik kende, die nog steeds zo veilig voelde en lonkte alsof er iets te winnen viel. Op hetzelfde moment zette ik steeds vaker stapjes op het pad het ‘gewone’ leven, waar de eetstoornis minder aanwezig was. 

Om eerlijk te zijn ben ik mijn opname in gegaan met het idee om ‘van die eetbuien af te komen zodat ik daarna weer kon gaan afvallen’. Geleidelijk, door mijn opname heen is dat idee veranderd. Doordat ik steeds vaker thuis was en het daar zo fijn voelde, wilde ik niet meer terug naar de kliniek. Op het moment zelf vond ik dat een lastig proces, maar nu zie ik in dat dat heel erg gezond was.

Ondanks dat ik vaker thuis was, ging mijn gevecht in de kliniek ook door. In de kliniek werd ik opgevangen en werkte ik samen met de mensen om mij heen aan de valkuilen waar ik in was gestapt op de momenten dat ik thuis was. We maakte plannen om ervoor te zorgen dat ik niet nog een keer in die kuilen zou stappen. We evalueerde en probeerde opnieuw. Thuis was een ruig en bijna onbegaanbaar maar prachtig landschap waar ik mijn motivatie uithaalde. De kliniek was mijn veilige haven, mijn vangnet en steeds minder mijn ‘thuis’.

Heimwee 1.2

De dag dat ik naar huis ging weet ik nog als gisteren. Ik zie nog zo voor me hoe ik aan de tafel zat, met mijn koffer naast me. Ik weet zelfs nog welke trui ik aan had. Ik was blij, zenuwachtig en ook best verdrietig tegelijk. Ik zou de mensen die mij door dik en dun hadden gesteund achter moeten laten. Mijn mede cliënt-vrienden bleven daar en ik ging weg.

Er is al behoorlijk wat geschreven over het leven na de kliniek en dat het gevecht daar pas begint en dat kan ik beamen. Hoewel de kliniek op heel veel momenten écht heel zwaar was, begint de uitdaging pas als je weer helemaal thuis bent. Ik heb het geluk gehad dat ik langzaam mocht afbouwen en alle tijd heb gekregen om een groot deel van mijn leven thuis alvast te oefenen, zonder dat ik weg moest uit de kliniek. Ik denk dat dit mij enorm geholpen heeft om het uiteindelijk vol te houden en niet opnieuw opgenomen te hoeven worden. Toch verlangde ik vaak terug naar de kliniek. Ik had heimwee naar de veilige omgeving, de omgeving waar alles voor mij werd bepaald en waar ik zelf geen moeilijke keuzes hoefde te maken. Het was een plek zonder de wervelwinden en onverwachte strubbelingen van het ‘echte leven’ en dat was soms zo fijn.

Ik schreef eerder dat mijn vangnet de kliniek was. Nu ik erop terugkijk besef ik mij dat ik thuis net zo’n goed vangnet had. Misschien nog wel een steviger net dan dat van de kliniek. Ik had een plek waar ik welkom was, ouders en vrienden die mij net zo wilde steunen als de socio’s en mede-cliënten in de kliniek. Op dat moment voelde het voor mij echter alsof ik er alleen voor stond, terwijl ik mij nu realiseer dat dat niet zo was. Ik denk dat als ik destijds meer had gedeeld met mijn ouders, mijn ouders en vrienden meer had betrokken bij mijn proces, ik het een stuk makkelijker voor mijzelf had gemaakt.

Ik heb veel geleerd van mijn reis naar de kliniek en eigenlijk nog veel meer van mijn reis terug naar huis. Ik geloof dat je van alle situaties, alle gebeurtenissen, iets kunt leren. Soms besef je later pas wat iets dat gebeurd is heeft bijgedragen aan jouw leven en deze gedachte helpt mij om met moeilijke situaties om te gaan en vooruit te blijven kijken. Mijn ervaringen en wat ik ervan geleerd heb neem ik mee op de verdere reizen die mijn leven mij brengt. 

Hoe heb jij jouw reis naar de kliniek ervaren? En jouw reis naar huis? Wat heb jij ervan geleerd en neem jij mee op je volgende reizen in het leven? 

Hannah

Geschreven door Hannah

Reacties

2 reacties op “Op reis met als bestemming: kliniek”

  1. Was indrukwekkend om te lezen meid.Wens je veel succes voor nu en toekomst! Weet als moeder van een dochter die ook heel ziek is geweest wat een zware beproeving dit alles is. Toppers en vechters zijn jullie en hou dit goed in je achterhoofd. Deze ziekte de baas kunnen is top sport voor zowel lichaam als geest! Lieve groet Monique

  2. Wat leuk dat je nu voor Proud werkt! Gefeliciteerd lieve Hannah! X

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *