Aafke is weer opgenomen in de kliniek. Ze snapt niet waarom ze opgenomen is en waarom wij haar daar achterlaten. De angst is op dit moment groter dan de motivatie. Beter worden staat voor Aafke gelijk aan het weer deel moeten nemen aan de wereld, die zij niet kan overzien. En dat is iets, dat ze nu totaal nog niet durft.
Nu Aafke weer opgenomen is hebben we weer even tijd voor onszelf. Dat klinkt egoïstisch, maar dat is wel wat het is. We trakteren ons op een brunch met een goed glas witte wijn in het Americain Hotel. We betalen een belachelijk bedrag voor een boterham, die uiteraard niet als boterham op de kaart staat, en zich als één of andere exotische sandwich heeft vermomd. Voor het eerst in lange tijd genieten we weer ergens van.
Omdat Aafke 200 kilometer van huis is, is ze verstoken van alle mensen die ze kent en haar liefhebben. Gelukkig krijgt ze veel kaarten. En in het weekend als ze thuis komt, krijgt ze regelmatig bezoek. Aafke voelt zich in de kliniek zo eenzaam en verdrietig, dat zij zichzelf pijn begint te doen op haar armen en haar benen. Niemand heeft ons hierop voorbereid. We schrikken. Het ziet er verschrikkelijk uit. Ze is er niet van af te houden. De hulpverleners zijn er heel rustig onder. Volgens hen komt het heel vaak voor; en hoort het soms er “gewoon” bij. Het valt mij op dat er weinig inspanningen worden gedaan, om de automutilatie te laten stoppen. Het gevolg hiervan is dat wij met lede ogen moeten aanzien, hoe Aafke zichzelf meer en meer vernietigt. Gek genoeg raak je hier zelfs aan gewend.
Met heel veel moeite komen wij erachter dat Aafke het moeilijk vindt om te zeggen dat het slecht met haar gaat; omdat ze dan denkt dat wij daar boos of teleurgesteld van worden. Het is mensonterend om steeds van Aafke te horen dat ze niet beter wil worden. Tegelijkertijd maakt diezelfde uitspraak mij ook heel erg boos. Ik ben boos uit onmacht. Hoe kan je bloedeigen dochter zeggen dat zij niet beter wil worden? Een korte schoolvakantie dient zich aan en wij pakken de moed op, om met z’n allen voor de eerste keer weer samen op vakantie te gaan. We kiezen voor het mooie eiland Texel, omdat we daar als familie goede herinneringen aan hebben.
Op Texel maken we de uitdrukkelijke afspraak met Aafke dat we het vooral gezellig willen hebben en houden. We vinden dat vooral van belang voor Zusje, die op dit moment erg verdrietig is, vooral als de eetstoornis aan het woord is, en Zusje de rust, de intieme familieband en liefde zo hard nodig heeft. Voor Zusje is de situatie steeds onhoudbaarder. Er dreigt een grens te ontstaan van wat ze nog emotioneel kan dragen.
Aan het begin van de vakantie zet Aafke hele goede stappen. Wij hebben geen conflicten; ze doet gezellige dingen met Zusje, en ze gaat zonder morren mee naar restaurants en terrasjes, alwaar ze rustig haar eigen Nutridrink en boterhammetjes op eet. Wij zijn trots op Aafke en zeggen dat ook tegen haar. Op een terras bestelt ze zelfs een Cola Light. Dat is voor Aafke een hele grote stap. De hoop nestelt zich beetje bij beetje weer in de vezels van mijn lichaam en ziel. Maar dan gebeurt er iets dat we hadden kunnen verwachten, maar waar we ons toch weer door laten verrassen. Aafke vat de complimenten verkeerd op: Als wij iets goed vinden, dan zal zij daar wel van aankomen, en daar is ze juist zo bang voor!
Ons prijzen en belonen wordt keer op keer tegengewerkt door de eetstoornis, terwijl Aafke ook zegt dat ze wil dat we trots op haar zijn. Het is om gek van te worden. Het resultaat is dat ze zij in de loop van de week weer steeds minder aan de eetlijst houdt, haar anorectisch gedrag, gedachten en haar somberheid toenemen. De vakantiestemming slaat om, alsof een grauw wolkendek zich over het eiland schaart.
De boot naar huis voelt helaas als een bevrijding. Ik neem afscheid van de goede kant van onze gezinsvakanties. Dat doet misschien nog het meeste pijn!
Volgende keer: Naar school bij de kliniek
→ Dinsdag 21 januari is er een speciale bijeenkomst over eetstoornissen voor ouders en omstanders. Hier zal “vader Simon” ook bij aanwezig zijn.
Geef een reactie