Kort geleden las ik een krantenartikel waarin werd verteld over een jonge vrouw die altijd maar op zoek was naar een perfect gezin. Een gezin om in opgenomen te worden, om als deel van het gezin in te voelen. Direct kwamen de herinneringen uit mijn eigen jeugd weer naar boven. Vanaf mijn 12de keek ik al uit naar andere ideale gezinnetjes. Ik wist me op één of andere manier bij bepaalde mensen naar binnen te wurmen en werd daar dan deels behandeld als hun eigen kind.
Het waren altijd mensen die zelf iets misten. Het eerste stel was een rijk stel waarvan de vrouw enkel een aantal dure katten had. Waarschijnlijk wilde ze graag kinderen, maar wilde hij dat niet meer omdat hij een stuk ouder was dan haar. Op mijn 13de belde ik aan bij het huis om kinderpostzegels te verkopen.
Ik raakte in gesprek en maakte duidelijk dat ik haar katten geweldig vond en ze graag nog eens wilde zien. In wezen vond ik deze mensen geweldig en wilde ik graag onderdeel uitmaken van hun huishouden. In die tijd was ik me nog helemaal niet bewust van deze zoektocht naar een perfecte familie.
Ik kwam regelmatig over de vloer bij de mensen, ging mee boodschappen doen, at mee en voelde me er deels kind aan huis. Nooit helemaal, want ik mocht altijd enkel komen wanneer het hen uitkwam. Het stel verhuisde naar een andere stad en ik was ontroostbaar. Ik moest op zoek naar een nieuwe familie.
Ik ging ergens paardrijden, ….opnieuw een stel zonder kinderen. De vrouw was gescheiden en had haar dochter nauwelijks meer gezien toen ze vertrok toen het meisje 13 was. Ik was 15 en kon haar plek dus best invullen. Ik was dol op deze mensen. Alles mocht hier en het was altijd gezellig. De pan werd tijdens het eten op tafel gezet, het lammetje mocht ik in huis de fles geven en ik mocht met de poes op schoot op de bank tv kijken terwijl de houtkachel ons allen warmte gaf. Het ‘house on the prairy’ gevoel was hier 200%. Het enige nadeel was dat ik van mijn eigen ouders altijd een tijdslimiet had. Ik mocht niet te vaak, niet te lang, niet te vroeg, niet te laat… etc. Bij hoge uitzondering was het me 1 keer gelukt om te blijven slapen. Heel even hoorde ik toen bij hen. Heel even kon ik leven in mijn eigen droom.
Het stel ging uit elkaar, er ontstonden vervelende situaties en ik moest op zoek naar een nieuw gezin. Ik hechtte me vervolgens aan een lerares van de middelbare school. Ze was alleenstaand en had geen kinderen. Ik mocht bij haar thuis komen, maar ik schaamde me. Ik begon me steeds meer te schamen voor mijn vreemde gedrag. Niemand die ik kende was immers op zoek naar een ander gezin, hoopte dat hij of zij geadopteerd zou worden. Niemand deed dat, dat was gestoord, ik moest normaal doen.
Ik ging op mezelf wonen en kwam terecht in een zomerhuisje naast een grote boerderij. In de boerderij woonde een man en een vrouw. De vrouw had altijd kinderen willen hebben, maar haar man had al kinderen uit een eerder huwelijk en wilde niet nog meer kinderen. Ik kon haar verlangen stillen en zij het mijne.
Ik raakte volledig gehecht en afhankelijk van haar en stootte hierdoor mijn eigen familie af. Ik droomde ervan dat ik in hun boerderij woonde, ik droomde ervan dat ik hun dochter was. Dat alles leek me zo ideaal. Ik zou eindelijk de liefde krijgen waar ik zo naar verlangde. Er zou van me gehouden worden om wie ik ben, onvoorwaardelijk. Ik zou geknuffeld worden en vastgehouden worden, zonder dat het slecht met me hoeft te gaan.
…maar ik mocht enkel komen, wanneer het hen uitkwam. Natuurlijk bedacht ik smoesjes om langs te komen, maar een dochter zou dat niet hoeven… en dus werd mijn droom nooit werkelijkheid. Ik werd wel deels behandeld als hun dochter, maar nooit helemaal. Ik wilde alsmaar meer, maar dat wat ik echt wilde, zou ik nooit kunnen krijgen. Een verslaving aan iets wat je nooit zal geven waar je zo naar verlangt: dat perfecte gezin dat vol warmte en liefde onvoorwaardelijk van je houdt.
Ik moest verhuizen. Opnieuw kwam ik terecht in diverse gezinnen. Opnieuw hoopte ik keer op keer mijn nieuwe thuis te hebben gevonden. Uiteindelijk bleek ik altijd niet meer dan bijzonder hecht bezoek. Ik moest soms dingen verzinnen om langs te mogen komen. Soms ging het (onbewust) slechter met me, zodat ik een reden had contact te zoeken, steun te vragen. Mijn verlangen naar liefde, warmte, naar een thuis was zo hevig, dat ik er alles voor over had.
Als ik mager, klein en breekbaar zou zijn, zouden mensen we willen oprapen, redden. Mensen zouden me zien als dat kleine meisje dat verzorgd moest worden. Ik zou eindelijk die dochter kunnen zijn waarover gemoederd moest worden. Als ik niet zou afvallen, zou ik doorgroeien tot volwassen vrouw. Ik zou voor vol worden aangezien en zou niet meer ‘de dochter van…’ kunnen zijn. Mijn verlangen naar kind zijn in dat ene perfecte gezin met die warme verzorgende moeder was nog niet weg, dus dit was mijn laatste kans om dat verlangen te vervullen.
Natuurlijk ging dit alles niet zo bewust zoals ik het nu beschrijf en waren er meer zaken die een rol speelden in de ontwikkeling van mijn eetstoornis. Zo was mijn zelfbeeld heel negatief, was ik vreselijk onzeker, had ik nooit het gevoel het ideale te hebben gepreseteerd en was ik naarstig op zoek naar bevestiging van mijn persoon. Ik was voor mezelf nooit goed genoeg.
Ik viel af, werd zichtbaar mager, maar niemand nam me op in zijn of haar gezin. Ik kwam in een andere stad terecht bij het zoveelste gezin. Ik werd daar ‘hun uitwonende dochter’ genoemd, maar mocht nooit langskomen wanneer ik er zelf zin in had of blijven slapen wanneer ik dat nodig had. Ik mocht alleen blijven slapen als ik tot heel laat op bleef om op hun dochtertje te passen. Weer werd ik teleurgesteld en besteedde ik zinloze energie in het vervullen van mijn verlangen: bij dit gezin horen.
Met veel omzwermingen en teleurstellingen kwam ik terecht bij de hulpverlening en ging ik in therapie voor mijn problemen met eten en de achterliggende problemen. Ook hier probeerde ik weer bijzonder te zijn voor iemand. Overdracht en de wens om onderdeel uit te maken van een warm gezin wisselden elkaar af.
Een vrouw die alleenstaand was en geen kinderen had. Misschien wilde ze wel een dochter. Ik droomde ervan om bij haar te wonen. Ik zocht toenadering en deed vreselijk mijn best in de smaak te vallen, maar keer op keer werd duidelijk dat zij professionele afstand hield. En toen, eindelijk, was daar het punt van verwerking, van rouw. Ik zou dat verlangen nooit zo gaan vervullen zoals ik dat in mijn hoofd voor me zag. Ik zou nooit meer dat kleine meisje worden, die dochter binnen dat perfecte gezin. En dat deed pijn.
Inmiddels ben ik jaren verder en heb ik bovenstaande redelijk verwerkt. Soms nog popt een gevoel van verlangen in mijn hoofd als ik iemand tegenkom die erg warm en moederlijk overkomt, maar ik kan het dan ook loslaten en accepteren. Ik kan nu lief tegen mezelf zijn, kan mezelf meer accepteren zoals ik ben en heb een partner die mij waardeert. En wie weet, kan ik in de toekomst dat ‘perfecte gezinnetje’ zelf wel creeëren.
Geef een reactie