Vanuit familie en vrienden is er veel begrip. Alleen wordt Aafke daar helaas niet beter van. Steeds meer realiseer ik mij dat het een volstrekte irrationele ziekte is. Om gek van te worden. Tot nu hebben we vooral begripvol gereageerd. Maar we merken dat we moe worden, en dat we helemaal op zijn. Uiteindelijk zijn wij ook maar gewone ouders die ongevraagd met een verschrikkelijke ziekte geconfronteerd worden. We zien Aafke elke dag achteruit gaan. Haar gezondheid is in gevaar; en zij lijkt het niet in te zien.
Soms vergelijk ik het met een andere ziekte. Dat zijn momenten waarop ik kan denken: “Het is Aafke overkomen. Ze kan er niets aan doen.” Maar mijn emotionele tank raakt op. En met het leegraken van de tank, raakt ook mijn geduld op. Dat zijn momenten waarop ik denk: “Het is een keus. Aafke vernietigt zichzelf en het gezin.” Dan word ik boos. Zo boos zelfs dat ik mijzelf niet herken. Ik heb Aafke in niet mis te verstane woorden duidelijk gemaakt, dat als zij zich niet kan houden aan het voedingsadvies, wij niet meer voor haar veiligheid thuis in kunnen staan. En dat we dan moeten en zullen besluiten om haar op te nemen. Ze schrikt daarvan, om vervolgens tien minuten daarna weer de helft van het eten te laten staan. Niets helpt. Het is onbegrijpelijk.
Met het toenemen van de boosheid, dalen de wijzers op mijn “begripmeter” tot een tragisch dieptepunt. Ik weet dat boos worden geen effectieve emotie is. Maar ik heb momenten waar ik even geen boodschap heb aan die theorie. Ik weet ook dat mijn boosheid voortkomt uit angst en een fundamentele bezorgdheid: “Het kind dat wij op aarde hebben gebracht, vernietigt zichzelf.” Dat is voor mij als vader verschrikkelijk om te zien.
Na een boze bui heb ik spijt, en realiseer ik mij met betraande ogen dat Aafke domweg de tools niet heeft, om het “zelfvernietigen” te stoppen. Het lijkt alsof er een negatief wezen in haar zit, die haar dwingt zichzelf te vernietigen. Het is alsof ze van een ellenlange glijbaan glijdt, die eindigt in een ziekenhuisbed. Wij staan erbij en kunnen haar niet meer van die glijbaan afkrijgen. Wij moeten haar laten gaan. Ondertussen proberen we de onbegrijpelijkheid van het wegglijden en de zinloosheid van haar lijden te begrijpen. Dat lukt soms beetje bij beetje. Mijn denken verschuift voortdurend. Misschien moet Aafke dit wel meemaken, om uiteindelijk terug te vinden wie ze werkelijk was voordat ze ziek werd. Ik laat zelfs de gedachte toe dat we later zullen begrijpen dat haar lijden zin heeft gehad. Dat geeft troost. We schatten nu de situatie van uur tot uur in.
Alsof het om een soort van reddingsboei gaat, stuurt de psycholoog ons een eetregistratieformulier. Maar het probleem is dat er helemaal niets te registreren valt. Aafke geeft aan veel behoefte te hebben aan een gesprek met de psycholoog over de chaos in haar hoofd. Maar de psycholoog wil dat ze eerst gaat eten. Intuïtief heb ik het idee dat de psycholoog iets moet doen met de wens van Aafke, al is het maar om een vertrouwensrelatie op te bouwen. Maar de psycholoog pakt het niet op en Aafke voelt zich met het uur eenzamer en zieker.
In de avond besluit ik het ziekenhuis te bellen. Dit kan zo niet langer. De dienstdoende kinderarts moet even overleggen. Binnen enkele minuten belt ze terug. Er wordt zondermeer tot opname overgegaan. Wij worden de volgende morgen al verwacht.
Aafke is er heel erg verdrietig over. Ze is heel erg bang. Voor ons is het moeilijkste besluit dat wij in ons leven genomen hebben. Ook haar zusje moet huilen als ze hoort dat haar grote zus naar het ziekenhuis gaat. En diep in ons hart zijn wij ook bang voor al het onbekende dat ons te wachten staat.
Door: Simon
Simon is de vader van Aafke en schrijft over zijn ervaringen met de eetstoornis anorexia. Simon en Aafke zijn gefingeerde namen
Volgende keer: De opnamedag
Foto 1
Geef een reactie