Het is fijn om iedere dag achter mijn computer te kruipen en te schrijven. Schrijven is mijn lust en mijn leven. Op mijn tiende schreef ik al in dagboekjes, die ik angstvallig wegmoffelde onder mijn matras. Dit uit angst dat mijn broers ze zouden vinden en erin gingen lezen. Als ik nu door de dagboekjes blader, dan zie ik in ieder boekje een rode draad lopen. De draad die gaat over mijn lichaam en mijn eten. Over de gehaktballen die ik moest eten, over het stukje worst in de boerenkool dat ik wegmoffelde, over het stukje oma-vlees bij de doperwten dat ik stiekem weggaf. Al het vlees dat ik moest eten, at ik met lange tanden of stopte ik weg.
Ik was nauwelijks veertien jaar toen ik op een dag aan de eettafel meedeelde dat ik geen vlees of vis meer wilde eten. Iedereen keek me verbaasd aan. Mijn moeder schudde meewarig haar hoofd. ‘Waarom toch? Waarom doe je altijd zo vreemd en eigenzinnig,’ riep ze verontwaardigd. Vanaf dat moment heb ik nooit meer vlees of vis aangeraakt en stond ik bekend in de familie als het ‘vegetarische meisje.’ In de jaren zestig was zo iets nog opzienbarend.
Elisabeth Riphagen is moeder, schrijfster en sinds 2022 gastblogger bij Proud2Bme. Ze schrijft over haar ervaringen met een langdurige en verborgen eetstoornis en met ongeneeslijk ziek zijn. Over de lessen die ze heeft geleerd en wat ze jou daarvan wil meegeven. Regelmatig verschijnen er blogs van haar op Proud2Bme. Wil je meer van haar lezen? Dat kan via de tag ‘Elisabeth blogt‘. Haar voorstelblog, in de vorm van een interview, vind je hier
Dat er iets mis was rond mijn persoon met eten had iedereen in ons gezin wel in de gaten. Ik at weinig en maakte van iedere maaltijd een drama. Ik was dol op zuur en zout en had een hekel aan suiker en vet. Bij iedere verjaardag sloeg ik de gebakjes, taartjes en chocolaatjes af. Augurken, uitjes en fruit daarentegen vond ik heerlijk. Patates frites, frikandel en andere vette happen vond ik vreselijk. Ik weigerde het onverbiddelijk. Toen er getrakteerd werd op school, was ik de enige in de klas die haar verjaardag met beschuit en aardbeien vierde. Ik was een vreemd meisje, een soort eet-activiste. Mijn broers maakten ruzie over de grootste gehaktbal en ik baarde opzien door te zeggen dat ze mijn gehaktbal mochten delen, of welk stuk vlees dan ook.
Zondags baarde ik in ons gezin helemaal groot opzien. Het ontbijt begon met een gekookt ei. Dit ei schoof ik zo ver mogelijk bij me vandaan. Mijn broer links van me stopte het ongemerkt in zijn broekzak. Bij de lunch kregen we een speciaal eigengemaakt gebakje van mijn moeder. Heel bijzonder. Op de bodem lag een beschuit, daarover heen custardvla, vervolgens legde mijn moeder er een plak snijkoek op, aangevuld met banketbakkersroom. Uiteindelijk werd er hagelslag overheen gestrooid met een flinke klodder slagroom. In mijn ogen een torenhoog gebakje. Het was voor mij een verzoeking dit gebak op te krijgen. Na er een paar lepeltjes van genomen te hebben, probeerde ik het schoteltje met het gebak ongemerkt naar een broer van mij te schuiven. Vaak zag mijn moeder het en sprak: ‘Wil je weer opzien baren?’
Inmiddels werd ik steeds dunner en nam mijn moeder me mee naar de huisarts. De man vond het belangrijk dat ik als bleekneusje naar een vakantiekolonie ging. Dat was toch wel het ultieme geluk voor mij, vond de man. Hij had het goede met mij voor. Ik begreep niet wat ik in een vakantiekolonie moest doen. Wat had vakantie te maken met eten? De kolonie was vreselijk. De vakantie was nog erger en het eten een drama. Melk en pap met dikke vellen, waar ik nu nog van griezel. Ook hier baarde ik opzien, want na drie dagen liep ik weg van de vakantiekolonie, terug naar huis.
Nu ben ik bevrijd van mijn eetstoornis. Er gebeurt niets opzienbarends meer aan mij. Als er iets opzienbarends gebeurt, is het iets dat buiten mij gebeurt. Bijvoorbeeld een klimaatactivist die tijdens een live tv-uitzending aan een talkshowtafel vastgelijmd zit. Of de temperatuur in ons land die op 27 oktober jl. opzien baart met 25 graden.
Heerlijk dat ikzelf geen opzien meer baar, dat ik geen verbazing meer hoef te wekken. Ik ben een doorsnee vrouw geworden, die een eetstoornis heeft gehad. Een vrouw die veel geleerd heeft en nu vrij en vrolijk door het leven huppelt. Of is er toch nog iets wat opzien baart? Ja, ik verbaas mij over dat mooie lichaam van mij. In de tijd dat ik een eetstoornis had ging ik niet mooi met mijn lichaam om. Ik had er geen aandacht voor en verslonsde het. Nu kan ik mij verbazen dat ik nog zo sterk en veerkrachtig ben. Dat het lichaam mij niet meer angstig maakt als ik ernaar kijk. Dat het lichaam mij niet meer gek maakt als ik rimpeltjes zie. Dat niemand mij meer gek kan maken. Ik ben trots geworden op mijn lijf en ik vind het leuk om er mooi uit te zien. Ik krijg weer mooie nagels en mijn haar wordt weer dik. Mijn verstoorde relatie met het eten en met mijn lichaam ligt achter me en al moet ik hard werken om bevrijd te blijven, ik ben dankbaar voor al die dagen dat ik vrij ben.
Geef een reactie