Pas las ik het boek Vals Alarm van Menno Oosterhof. Het gaat over dwang. Zelf heb ik geen obsessief-compulsieve stoornis (OCS), en ook nooit gehad. Ik las het eigenlijk vooral omdat ik mensen met OCS beter wilde leren begrijpen. Toch leidde het tot een onverwachte confrontatie met mijn eigen dwangmatige trekjes, met name die uit verleden, toen ik nog een eetstoornis had. Ik heb eerder gelezen over de overeenkomsten tussen OCS en eetstoornissen, dus was mij hier al wel van bewust. Maar nog niet zo bewust… Het leek mij interessant om hier eens wat verder over uit te wijden in een blog.
Menno Oosterhof legt in zijn boek uit dat dwang alles te maken heeft met het niet kunnen verdragen van onzekerheid. Met het precies willen weten hoe iets zit en alles in hokjes en vakjes willen stoppen. En ja… dan is de overeenkomst met mijn eetstoornisverleden al gauw gemaakt.
Simone heeft meerdere gastblogs geschreven voor Proud2Bme over eetstoornisherstel, haar eigen ervaringen en geloof. Je vindt haar blogs onder de hashtag ‘Simone Blogt‘.
Mijn eetstoornis kenmerkte zich door eindeloos gepieker over precisie. Alles wilde ik precies weten en controleren. Hoeveelheden die aangegeven werden in eetlepels waren voor mij een nachtmerrie, want weet je wel hoeveel soorten eetlepels er bestaan? Boterhammen aan het begin en einde van de broodzak waren bijna net zo erg, want die waren niet ‘gemiddeld’ en dan wist ik niet of ik het echt wel als één boterham kon zien. Ik kon er ook niet tegen dat ik nooit precies wist wat ik woog, omdat het deels afhankelijk is van hoeveel vocht je vasthoudt en dergelijke. En dan nog die eindeloze vraag of de weegschaal wel goed is afgesteld, of dat ik net iets meer of minder weeg dan het getal op de display. Verschrikkelijk, al dat precisiegepieker…
Ik was altijd op zoek naar exacte waarheden. Dat gaf mij een gevoel van houvast. Toen ik verder kwam in mijn herstel ging ik mij steeds meer bezighouden met gezondheid. Ik vond het daarbij altijd erg lastig om te bepalen hoeveel ongezonde dingen je kunt eten binnen een gezond eetpatroon. Het is ongezond om elke dag te ontbijten met chocoladetaart, te lunchen met slagroomgebak en ’s avonds drie zakken chips leeg te eten. Maar het is ook weer niet nodig om elke suikerkorrel volledig te vermijden. Maar waar tussen die twee uitersten moet ik mij dan begeven? Wanneer is het gezond om gezond te willen eten en wanneer verandert het in een obsessie?
Ik heb dat nog steeds wel eens met het eten van fruit. Ik vind het belangrijk om elke dag fruit te eten, en dat lijkt mij gezond. Maar ik kan erover piekeren als ik een dag geen twee stuks fruit eet, en dat is dan weer ongezond. Vervolgens weet ik niet of ik ’s avonds laat nog een extra stuk fruit moet eten omdat ik er nog maar één op heb, of juist niet omdat ik niet toe moet geven aan mijn controlebehoefte. Een ander onderwerp van eindeloos gepieker is zoetigheid. Ik ben gek op snoep en blij dat ik daar weer van kan genieten. Maar ja… daarmee komt ook de vraag hoeveel ik ervan mag genieten. Ik weet dat ik het echt niet altijd bij een nette portie van een handje M&M’s hoef te laten, en ik weet ook dat het geen goed idee is om drie zakken M&M’s leeg te eten op een dag. Waar de grens tussen die twee uiteinden ligt is mij nog steeds een raadsel.
Verschrikkelijk, al die vragen. Uit het boek Vals Alarm leerde ik dat het probleem is dat ik überhaupt op zoek ben naar die grens. Alsof er een ‘fout’ en een ‘goed’ gebied bestaat in de zoektocht naar gezondheid of hoeveel je eet. Alsof je zo hupsakee, door één suikerkorrel meer, van het domein gezond naar het domein ongezond kunt springen. In werkelijkheid is dat allemaal veel vager. Juist de zoektocht naar precieze antwoorden is mijn probleem. In plaats daarvan zou ik mijzelf er wat minder mee bezig moeten houden. Er zou zoiets moeten bestaan als een ‘zo voelt het wel goed’-gevoel. En dat is moeilijk te rijmen met mijn behoefte aan exact juiste antwoorden.
Dus ja, af en toe zit ik met onzekerheid. Of mijn eetpatroon eigenlijk wel goed is. En dan vervolgens ook nog met de onzekerheid of het wel goed is dat ik mij afvraag of het wel goed is. Mijn eerste neiging is altijd om te gaan googelen. Ik kan daar uren zoet mee zijn. Ik vraag Google wat de gemiddelde Nederlander eet aan chocolade of hoeveel gram vezels je per dag binnen hoort te krijgen. En met een beetje pech begint daarna het mijmeren over de vraag of mijn geGoogle nu dwangmatig is of nieuwsgierig van aard. En hoe ik dan de grens daartussen kan bepalen… Zo ontstaan er nog meer vragen en mijn onrust wordt ook alleen maar meer. Dat werkt dus niet, en daar ben ik mij inmiddels pijnlijk van bewust.
In plaats daarvan leer ik steeds meer dat het gevoel van onrust en onzekerheid het probleem is. En dat het helemaal niet gaat over de vragen rondom eten. Ergens weet ik ook wel wat ongeveer genoeg is, alleen ik kan niet tegen die onrust dat ik het niet helemaal precies weet. Dus tegenwoordig zeg ik dat precisiegepieker maar vriendelijk gedag, om het vervolgens weer langzaam de deur uit te laten verdwijnen. Want ook dat heb ik ontdekt, dat die onrust altijd weer verdwijnt. Zelfs zonder zwart-wit antwoorden op mijn vragen die eigenlijk een grijs antwoord nodig hebben. Juist het verdragen van die onrust maakt dat ik leer om minder op zoek te gaan naar exacte antwoorden op de vraag naar een juist eetpatroon. En wie weet komt dat ‘zo voelt het wel goed’-gevoel dan ooit ook nog eens de hoek om kijken.
Geef een reactie